zaterdag 27 januari 2024

Een duiding van Gods handelen in deze wereld

Het christendom is een theïsme en geen deïsme. God grijpt dus in de wereld in. De vraag is echter hoe en in welke mate. In wat volgt geef ik mijn interpretatie vanuit een christelijk wijsgerig perspectief. Een minimalistische duiding van Gods ingrijpen in de wereld welke mijns inziens ten volle recht doet aan de ziel van het christendom, is die waarbij we moeten zeggen dat God weliswaar handelt in zijn schepping, en dus ingrijpt in individuele levens van individuele mensen, maar dit alleen doet met het oog op het realiseren van Gods algehele heilsplan van schepping, zondeval en verlossing. God grijpt anders gezegd uitsluitend in op het niveau van de mensheid. Zo laat God zich in met het leven van Abraham en Mozes, en later met dat van de discipelen en apostelen, niet om bepaalde persoonlijke doelen van deze personen te helpen verwezenlijken of om hun persoonlijke levensomstandigheden te verbeteren, maar om hen een belangrijke rol te laten spelen in de realisering van Gods heilsplan voor de gehele mensheid. En hetzelfde geldt voor ieder mens. Als God al ingrijpt in het individuele leven van iemand, dan alléén met als doel om dit individuele leven werkzaam te laten zijn voor genoemde realisatie. Gods ingrijpen in persoonlijke levens is dan ook hoogst zeldzaam en mogelijk op slechts enkele handen te tellen. Wat betekent dit echter voor de zin en de functie van het gebed? Het antwoord lijkt te moeten zijn dat bidden niet bedoeld is om God te vragen bepaalde persoonlijke zaken te regelen, maar om als mens voor even relationeel op God betrokken te zijn en God voor het bestaan te danken. Want het allerhoogste wat God de mens in deze eindige wereld had kunnen geven, heeft God de mens reeds gegeven, namelijk de niet te overtreffen verhalen die handelen over Gods heilsgeschiedenis zelf en zijn opgetekend in de teksten van de overgeleverde testamenten. De sublieme grootsheid van deze verhalen en de welhaast onuitputtelijke troost en hoop die erin gelegen zijn, laten zich als ultiem geschenk in deze breekbare wereld met niets anders vergelijken. Wie in en vanuit deze verhalen leeft, kan dit leven aan omdat deze verhalen bestaan. En omdat deze verhalen ons opnemen in de gedachte dat wat er ook gebeurt, God ons in zijn hand houdt. God heeft ons zo beschouwd in dit feilbare leven alles al gegeven wat God ons redelijkerwijs had kunnen geven. Wat meer dan dit had God de mens nog kunnen schenken? Dankbaarheid is dan ook alles wat ons rest, zodat er inderdaad niets verloren gaat in het duiden van bidden als danken. Vooral ook omdat precies in dit danken de mens, al is het maar voor heel even, een relationele betrokkenheid ervaart op de goddelijke grond van de werkelijkheid.

Geen opmerkingen: