dinsdag 14 maart 2023

Aquino over het wezen van de stoffelijke zijnden, de intelligibele zijnden en de eerste oorzaak

Thomas van Aquino gaat in zijn tractaat De ente et essentia in op de aard van het wezen van de stoffelijke zijnden, de intelligibele zijnden en het zijnde dat de eerste oorzaak is. Allereerst behandelt hij de stoffelijke en intelligibele zijnden. De stoffelijke zijnden zijn volgens Thomas samengesteld uit vorm en materie en worden daarom ook de samengestelde zijnden genoemd. De intelligibele zijnden zijn daarentegen van de materie gescheiden en dus onstoffelijk. Het gaat enerzijds om de geestelijke of intelligente zijnden (de intelligenties) en anderzijds om de menselijke ziel. Thomas stelt dat elk stoffelijk en intelligibel zijnde een wezen heeft. Wezen heet dat waarin en waardoor een zijnde zijn heeft. Zijn is dus binnen de grenzen van het wezen vastgelegd. Maar de wijze waarop iets een wezen heeft, is afhankelijk van de zijnswijze ervan oftewel de wijze waarop het is. Zo betreft het wezen van de stoffelijke samengestelde zijnden de vorm samen met de materie en is het wezen van de intelligibele zijnden gelijk aan de vorm. De intelligibele zijnden zijn immers onstoffelijk en bevatten dus geen materie. Elk stoffelijk of intelligibel zijnde is volgens Thomas aan het denken gegeven als een wezenlijk bepaald zijnde en kan alleen als een wezenlijk bepaald zijnde ter sprake gebracht worden. Elk stoffelijk of intelligibel zijnde is dus altijd al een wat-zijnde en daarom is het wezen géén deel, maar een aspect van het zijnde. Het wezen geeft uitdrukking aan de bepaaldheid van iets en een stoffelijk of intelligibel zijnde zijn, is altijd al een bepaald stoffelijk of intelligibel zijnde zijn. Het wezen “vult” of “doortrekt” zo het gehele stoffelijke of intelligibele zijnde. Binnen het stoffelijke of intelligibele zijnde valt daarom niets buiten het wezen. Stoffelijk of intelligibel zijn is steeds wezenlijk-iets-zijn. Het wezen is datgene op grond waarvan iets iets bepaalds is (zoals een mens of een appel) en dus zijn heeft en zijnde wordt genoemd. Er is dus niet eerst een stoffelijk of intelligibel zijnde dat vervolgens een of ander wat-zijn is. Het is andersom. Het wat-zijn gaat vooraf aan het stoffelijk of intelligibel zijnde zijn. God tenslotte behoort net zoals de menselijke ziel en de intelligibele zijnden tot de van de materie gescheiden zijnden. God is als de eerste oorzaak immers louter enkelvoudige actualiteit en dus onstoffelijk. Het wezen van de eerste oorzaak is het zijn zelf. In God vallen wezen en zijn dus samen. Gods wezen is bestaan. En omdat het wezen van God het zijn is, bestaat God niet als eindige vorm. God is oneindig omdat God door geen enkele soort wordt ingeperkt. God is de zijnsvolheid waarin alle mogelijke volmaaktheden zijn opgenomen.

Geen opmerkingen: