Franz Jägerstätter, de hoofdpersoon uit de film A Hidden Life van Terrence Malick uit 2019, vond het belangrijker om zijn eigen ziel schoon te houden en zijn handen te wassen in onschuld, dan uit de Berlijnse gevangenis terug te keren naar huis als een man voor zijn vrouw en een vader voor zijn kinderen. Niet willen meevechten in de Wehrmacht is begrijpelijk. Maar je leven willen geven en zo je gezin ontredderd achterlaten alleen omdat je als hospik geen trouw aan Hitler wilt zweren, wetende dat een dergelijke eed gezien de bijzondere omstandigheden uiteraard een farce betreft en dus volkomen ongeldig zal zijn en je bovendien hoe dan ook mag geloven dat God barmhartig is en je zoiets zal vergeven, niet. Alleen Christus is zonder zonde. Er zijn voor ons als mensen dan ook grenzen aan wat Thomas a Kempis de imitatione Christi noemt. Wij dienen er in dit leven niet naar te streven gelijk aan Christus te zijn door de navolging radicaal te verabsoluteren.
Na maandenlang in miserabele omstandigheden gevangen gezeten te hebben had Franz kunnen beseffen dat hijzelf en zijn gezin inmiddels wel genoeg voor zijn principes hadden geleden. Hij had zijn punt richting het regime en zijn dorpsgenoten zo langzamerhand wel gemaakt. In elk geval weet hij niet en kan hij niet weten of God dat laatste ultieme offer van hem vraagt. Gelet op de Bijbelverhalen heeft hij eerder goede redenen om te denken dat een liefdevolle barmhartige God zo'n offer niet van hem vraagt. Franz Jägerstätter is Christus niet.
In de film merkt Franz op een gegeven ogenblik op dat hij ten diepste voelt dat meegaan in het aanbod om hospik te worden en trouw te zweren aan Hitler verkeerd is en dat hij niet het verkeerde kan doen. Hier zien we Kants deontologische plichtsethiek doorklinken. Er zijn bepaalde zaken die altijd in alle denkbare omstandigheden verkeerd en ontoelaatbaar zijn. Het bekende voorbeeld is natuurlijk het verbod op liegen. Je mag niet liegen, Kants ethiek volgend, zelfs wanneer je Joodse onderduikers herbergt en Duitse soldaten bij jou thuis aan de deur kloppen met de vraag of er zich in jouw huis Joodse onderduikers bevinden. Een dergelijke formele absolutistische ethiek is echter te radicaal. Ze doet geen recht aan de weerbarstigheid van het leven.
Is de keuze van Franz wellicht compatibel met een utilistische benadering van ethiek? Een utilist zou kunnen stellen dat er een nutsafweging aan de orde is waarbij het leed dat Franz en zijn gezin bespaard zou zijn door trouw te zweren moet worden afgezet tegen het verwachte leed van anderen. Want door trouw te zweren aan Hitler werkt Franz direct of indirect mee aan het berokkenen van schade en leed aan vele andere gezinnen. Het is echter maar de vraag of een dergelijke benadering leidt tot de beslissing om geen trouw te zweren. De gevolgen van die eed voor anderen zijn immers redelijkerwijs nihil. Bovendien zou hij als hospik in een militair hospitaal natuurlijk ook veel goeds hebben kunnen doen. Het is daarom zeker denkbaar dat ook een nutscalculatie het zweren van trouw en het accepteren van de hospikpositie als uitkomst heeft. Maar belangrijker is nog dat zo'n nutsberekening onrealistisch is en eerder een ethisch tekort uitdrukt. Het ethische leven laat zich niet reduceren tot utiliteitsberekeningen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten