donderdag 13 oktober 2016

Voorbij Heideggers ontologische differentie

Heideggers ontologische differentie betreft zoals bekend het onderscheid tussen enerzijds de zijnden (dingen, voorwerpen) en anderzijds het zijn van de zijnden oftewel het zijn zelf. Laten we uitgaande van dit onderscheid een stap verder zetten door het begrip 'zijnde' als dermate omvattend te beschouwen dat elke afzonderlijk identificeerbare gegevenheid eronder valt. In dat geval dienen we het zijn zelf ook nog als een zijnde, als een entiteit, op te vatten. We spreken immers over dat ene zijn, die ene gegevenheid waarvoor geldt dat het alle zijnden aankleeft. Het zijn is dat ene identificeerbare dat van alle zijnden gezegd kan worden. Door zo het zijn van alle zijnden als een zijnde te reïficeren (verzelfstandigen, hypostaseren) gaan we voorbij Heideggers "ontische" of "voorwerpelijke" invulling van de zijnden. Nu heeft elk afzonderlijk zijnde een wezen. Wat nu is dan het wezen van het zijn? Is dat het zijn te zijn, analoog aan dat er volgens de traditie een hoogste zijnde is waarvan het wezen is te bestaan?

Geen opmerkingen: