donderdag 21 november 2013

De filosofische bijsluiter

Rationele argumenten voor het bestaan van God, zoals kosmologische argumenten, ontologische argumenten of het modaal-epistemisch argument, stuiten bij zowel gelovigen als ongelovigen regelmatig op onbegrip. Dat is jammer omdat dit onbegrip meestal wordt veroorzaakt door misverstanden die eenvoudig voorkomen kunnen worden. Het leek me daarom goed om een filosofische bijsluiter voor Godsargumenten te schrijven. De bijsluiter lost de belangrijkste misverstanden kort en bondig op. Wie voor het eerst kennismaakt met Godsargumenten doet er daarom goed aan eerst even de bijsluiter te lezen. Daarna kan dan alle aandacht uitgaan naar de argumenten zelf.

1. Godsargumenten zijn geen Godsbewijzen. Bewijzen doen we namelijk in de wiskunde en niet in de filosofie. Rationele argumenten voor het bestaan van God laten zien dat het heel redelijk is om te geloven dat God bestaat. Ze maken het bestaan van God waarschijnlijk. Maar absolute zekerheid? Nee, dat kan geen filosofisch argument je geven. En dat is maar goed ook. Gezonde twijfel hoort namelijk bij geloof in God. Argumenten geven ons goede redenen om te geloven, maar het blijven wel redenen om te geloven, zoals André Léonard het treffend uitdrukt.

2. Rationele argumenten voor het bestaan van God zijn niet noodzakelijk voor een intellectueel verantwoord geloof in God. Zo heeft de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga overtuigend laten zien dat geloof in God een legitieme basisovertuiging kan zijn, dat wil zeggen een overtuiging die ook zonder rationele argumenten ervoor intellectueel gerechtvaardigd kan zijn, net zoals bijvoorbeeld ons geloof in het bestaan van de buitenwereld, ons geloof in de betrouwbaarheid van ons redevermogen en ons geloof in het bestaan van bepaalde algemeen menselijke waarden.

3. Als de geschiedenis van de filosofie iets leert, dan is het wel dat er tegen ieder filosofisch argument inhoudelijke bezwaren kunnen worden ingebracht. Dit is geen probleem. Er zijn namelijk goede weerleggingen van de gangbare inhoudelijke bezwaren tegen Godsargumenten. Wie Godsargumenten echt op waarde wil schatten zal daarom zowel van de bezwaren ertegen als van de weerleggingen ervan kennis moeten nemen. Het heeft dan ook geen zin om een Godsargument te willen afwijzen door een gangbaar bezwaar ertegen te noemen en vervolgens niet in te gaan op de bekende weerleggingen ervan.

4. Wie een rationeel argument voor het bestaan van God geeft beweert daarmee niet dat geloof in God alleen maar een kwestie van het verstand is. Aandacht geven aan één bepaald aspect van geloof, de redelijkheid ervan, wil immers nog niet zeggen dat andere aspecten van het geloof, zoals ervaring en intuïtie, niet bestaan of minder belangrijk zijn. Natuurlijk niet. Geloof is zowel een kwestie van het hart als van het verstand. In het geloof komen beiden, gevoel en rede, bijeen. Redegebruik sluit geloofsbeleving dus niet uit, net zoals geloofsbeleving redelijk denken niet uitsluit.

5. Rationele argumenten voor het bestaan van God behoren tot de zogenaamde positieve theologie. Naast positieve bestaat er ook negatieve theologie. De negatieve theologie richt zioh op de bovenredelijke, veelal onzegbare, aspecten van Gods aard. Sluiten Godsargumenten het beoefenen van negatieve theologie daarom uit? Nee, dat is niet het geval. Op grond van rationele Godsargumenten kunnen we laten zien dat God redelijkerwijs bestaat en bepaalde eigenschappen bezit, zonder dat we daarbij het wat van God pretenderen te doorgronden. Er blijft dus meer dan voldoende ruimte over voor mystiek en mysterie omtrent Gods wezen. Positieve en negatieve theologie vullen elkaar dan ook goed aan, zoals Thomas van Aquino al leerde.

6. Er zijn meerdere rationele argumenten voor het bestaan van God. Gezamelijk vormen ze een cumulatieve casus voor Gods bestaan die vele malen sterker is dan elk argument afzonderlijk. Bovendien zijn er Godsargumenten die eigenschappen van God impliceren die niet uit andere Godsargumenten volgen. Zo hebben sommige, maar niet alle, Godsargumenten als conclusie dat God noodzakelijk bestaat. Er zijn er echter ook die dit niet als conclusie hebben, maar waaruit bijvoorbeeld wel volgt dat God een vrije wil heeft, en dus vrij was om geen kosmos voort te brengen. Er ontstaat dus pas een compleet beeld van wat rationeel over God beargumenteerd kan worden indien we de conclusies van alle Godsargumenten samenvoegen.

7. Godsargumenten zijn géén poging om het bestaan van God wetenschappelijk te beargumenteren. Ze maken weliswaar vaak gebruik van wetenschappelijke resultaten, maar daarom zijn deze argumenten zelf nog niet wetenschappelijk. Het blijven filosofische argumenten. Bovendien is theïsme een wereldbeschouwing en géén wetenschappelijke theorie. Dit is van cruciaal belang omdat het soort rationaliteit dat geschikt is voor het rationeel beoordelen van wereldbeschouwingen fundamenteel verschilt van het soort rationaliteit dat nodig is voor het beoordelen van wetenschappelijke theorieën. Criteria voor het beoordelen van een wereldbeschouwing zijn plausibiliteit, compatibiliteit met wetenschap, zeggings- en verklaringskracht, existentiële en praktische leefbaarheid, en de bijdrage aan ons zelfbegrip en ons intuïtieve begrip van algemeen menselijke ervaringen. Het gaat dus inderdaad om een andere wijze van rationeel zijn, van toepassing binnen een andere context, maar minstens zo belangrijk voor ons leven. Vanwege het plausibiliteitscriterium zijn Godsargumenten belangrijk voor het rationeel beoordelen van theïsme. Maar hun belang dient, gelet op alle overige criteria, dus niet overschat te worden.

8. Rationele Godsargumenten conflicteren niet met wetenschap. Sterker nog, ze maken juist veelvuldig gebruik van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de ontwikkelingen in de kosmologie, zoals de vorige eeuw ontwikkelde Big Bang theorie en het hedendaagse inzicht dat alle courante alternatieven ervoor eveneens impliceren dat de kosmos een absoluut begin heeft gehad. Daarnaast is ook de ontdekking van de fine-tuning van de natuurconstanten en begincondities van de kosmos een wetenschappelijk resultaat dat wordt gebruikt door Godsargumenten. Moderne ontwikkelingen in de logica, vooral op het gebied van de modale logica, zijn eveneens aangewend om tot sterk verbeterde versies van Godsargumenten te komen. De suggestie dat Godsargumenten in strijd zouden zijn met de wetenschap is dan ook een mythe.

9. Een scepticus zou kunnen opmerken dat wij nimmer toegang kunnen krijgen tot de werkelijke werkelijkheid. Wij kunnen als mensen namelijk nooit buiten onze menselijke, al te menselijke conditie treden. Al ons denken en ervaren is en blijft daarom onvermijdelijk altijd menselijk denken en ervaren. Dit betekent dat wij slechts toegang hebben tot de wereld zoals deze door ons als mensen gedacht en ervaren wordt. Nooit zullen wij de wereld zoals deze onafhankelijk van ons is in het vizier krijgen. De wereld zoals deze op en voor zichzelf is, de-wereld-in-zichzelf, blijft voor ons als mensen voorgoed verborgen. Maar is dit inderdaad een probleem, zoals de scepticus ons wil doen geloven? Is het een probleem dat de wereld zoals wij deze als mensen denken en ervaren, de-wereld-voor-ons, voor ons het allesomvattende is waarop al ons denken en ervaren onvermijdelijk betrekking heeft en waarbuiten wij nimmer kunnen treden? Nee, dit is niet het geval. Het mag zo zijn dat wij niets kunnen weten over de-wereld-in-zichzelf. Dit laat echter onverlet dat wij de Godsargumenten steeds kunnen geven binnen de-wereld-voor-ons. De bewering dat God bestaat kan door ons dus rationeel gerechtvaardigd worden als bewering over hoe de wereld voor ons als mensen is. En mag dat genoeg zijn? Wat zouden wij immers nog meer willen dan het als mens gerechtvaardigd zijn? Wij zijn immers mensen en geen goden. Alles wat wij denken en ervaren heeft hoe dan ook uitsluitend betrekking op de-wereld-voor-ons. Dat dit voor onze Godsargumenten ook geldt hoeft ons dus niet te verbazen. Wij leiden het bestaan van God af binnen datgene waarin wij geworpen zijn, namelijk de voor ons onoverschrijdbare horizon van de-wereld-voor-ons. En daar is niets mis mee. Wij kunnen niet anders.

10. Aan het begin van de vorige eeuw waren veel filosofen van mening dat de achttiende eeuwse filosofen David Hume en Immanuel Kant, en in hun tijd Bertrand Russell, definitief hadden afgerekend met alle rationele argumenten voor het bestaan van God. We leven tegenwoordig echter in een tijdperk waarin dit volstrekt achterhaald is. Vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw zijn de klassieke argumenten voor het bestaan van God namelijk sterk verbeterd, is de kritiek van Hume, Kant en Russell afdoende weerlegd, en zijn er vele nieuwe argumenten voor het bestaan van God bijgekomen, o.a. door het werk van Alvin Plantinga, Richard Swinburne, William Alston, Alexander Pruss, Robert Koons en Joshua Rasmussen. Deze ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de ineenstorting van het twintigste eeuwse positivisme en postmodernisme en de hiermee gepaard gaande herleving van de metafysica. We zouden dan ook kunnen zeggen dat de filosofie haar aloude projecten inmiddels al lang weer heeft hervat. Critici van Godsargumenten zullen zich dan ook op de hedendaagse argumenten en de eigentijdse bespreking ervan moeten richten in plaats van zich blind te staren op allang achterhaalde discussies. We leven in een hypermoderne tijd, ook wat betreft de Godsargumenten.

15 opmerkingen:

Rogier Schravendeel zei

Beste Emanuel,

Ik denk dat ik het mogelijk wel eens eerder gevraagd heb, maar herinner me geen antwoord. Daarom nogmaals de vraag: wat bedoel je met God? Of, met andere woorden, hoe zou jij God positief omschrijven? Dit lijkt me onontbeerlijk in je bijsluiter... voordat we het over argumenten en bewijzen gaan hebben...

Groet,

Rogier

Emanuel Rutten zei

Beste Rogier,

God definieer ik als de immateriële persoonlijke eerste oorzaak van de wereld. Deze definitie bestaat uit drie delen. In de eerste plaats is God immaterieel. In de tweede plaats is God een bewust subject en geen onbewust ding. God is in staat tot ervaring, begrip en kennis. God is een iemand en geen iets. In de derde plaats is God de directe of indirecte ontstaansoorzaak van alles wat buiten God bestaat. Welnu, als een entiteit aan deze drie kenmerken voldoet, dan kunnen we deze entiteit inderdaad met recht God noemen. Want wat anders is God als God niet (in ieder geval) een immaterieel bewust wezen is dat geldt als de ontstaansgrond van de werkelijkheid? Bovendien kan eenvoudig ingezien worden dat er ten hoogste één entiteit kan zijn die aan al deze drie kenmerken voldoet. Kortom, als God bestaat dan is God uniek. Verder is het niet onbelangrijk op te merken dat de definitie van God die ik hanteer logisch consistent is. Immers, de noties ‘immaterieel’, ‘bewustzijn’ en ‘eerste oorzaak van de wereld’ zijn elk op zich coherent. Bovendien impliceren zij geen onderling tegenstrijdige kenmerken. Ze zijn dus conceptueel onafhankelijk van elkaar zodat er evenmin een contradictie ontstaat wanneer wij deze noties combineren tot het samengestelde concept van ‘immateriële persoonlijke eerste oorzaak van de wereld’. Het concept ‘God’ is dus vrij van tegenspraken.

Zie echter ook mijn bijdrage "Is God goed?" op mijn weblog.

Groet,
Emanuel

Theo Smit zei

Beste Emanuel,

Misschien vergis je je met de titel in: Zie echter ook mijn bijdrage "Is God goed?" op mijn weblog? Zie ook niet meteen welk stuk je mogelijk wel bedoelde.

Of ben ik ook nog scheel geworden, want in mijn geheugen meen ik wel eens iets 'van die strekking' gezien te hebben van je.

Trouwens op zich wel 'begrijpelijk' van Rogier om de 'definitie' van God ook in de bijsluiter te verwachten.

Maar nu het er toch om gaat: ik vraag me ineens af: is dat een 'voor jou' uitputtende, voldoende, eventueel nog ooit aan te vullen 'definitie'? (die vrij blijft van tegenspraken).

Hierbij denk ik aan de 'toegangen' die je vermoedt voor de mens tot God vice versa misschien in jouw denken (of lijkt te vermoeden naar je huidige definitie van God): besef van het Zijn achter de zijnden mag niet verloren worden, en de sublieme ervaring is misschien een glimp, en waarschijnlijk ook de ethische factor waar Is God goed nu naar lijkt te verwijzen?

Of zit het al in je definitie op een zo abstract niveau dat ik het niet zie, of (hopelijk) waarschijnlijker misschien, is het te moeilijk de 'relationele' factor God en mens in de definitie zo op te nemen dat deze argumentatief helemaal te verantwoorden is (en logisch consistent blijft)?

Emanuel Rutten zei

Beste Theo,

Op mijn blog vind je wel degelijk een bijdrage met die titel: [http://gjerutten.blogspot.nl/2012/10/is-god-goed.html]. De definitie van God die ik hierboven geef is mijn zogenaamde rudimentaire kerndefinitie van God. Het is precies voldoende om de referent van de term 'God' vast te leggen. Op die manier voorkomen we dat we langs elkaar heenpraten als we het over God hebben. Maar als we aldus de referent van de term 'God' eenmaal hebben vastgelegd, blijft er uiteraard nog voldoende ruimte over om te reflecteren op Gods bijzondere (deels onzegbare, mystieke) aard. Hierbij kan dan eveneens religieuze ervaring in het spel worden gebracht (waartoe ik zoals je weet niet alleen de mystieke, maar ook de sublieme ervaring reken). Zie in dit verband punt (5), maar ook (4) en (7), van mijn filosofische bijsluiter.

Groet,
Emanuel

Emanuel Rutten zei

Beste Theo,

Wellicht ten overvloede: Wanneer je in google "Is God goed?" invult, met daarbij mijn achternaam, dan verschijnt de desbetreffende bijdrage bovenaan de lijst.

Groet,
Emanuel

Theo Smit zei

Beste Emanuel,

Ja, natuurlijk: er stond 'weblog' en niet 'website' (waar de meest 'belangrijke' stukjes (stukken), waar je soms naar verwijst vanuit het blog) staan.

Heb het herlezen en het maakt een 'even afgeronde' indruk als de andere stukjes (stukken) op je website. Dus zo gek is het ook weer niet, dat ik het daar verwachtte en niet op dit weblog.

Ik zou dus denken dat jouw definitie dan ook zou mogen zijn: ‘immateriële persoonlijke eerste oorzaak van de wereld, die goed is'.

Maar zoals je zegt: 'Het is precies voldoende om de referent van de term 'God' vast te leggen.' Dus de goedheid is niet nodig in de definitie(en mogelijk is het filosofisch lastig, om steeds mee te slepen).

Wat vrijer (en niet met handen en voeten gebonden aan de logica) zou ik jouw definitie (en positie) ook wel kunnen noemen: God is de immateriële persoonlijke eerste oorzaak van de wereld, en de bron van alle waarheid, goedheid en schoonheid, zoals wij die ervaren in de wereld voor ons.

Of gaat dat te ver, of is dat op een andere manier onhandig?

Groet.

Emanuel Rutten zei

Beste Theo,

That works for me ;-) Alhoewel ik bijvoorbeeld de goedheid van God niet in de definitie zou opnemen. We kunnen beargumenteren dat God, gedefinieerd als persoonlijke eerste oorzaak, goed is.

Groet,
Emanuel

Theo Smit zei

Beste Emanuel,

Het beargumenteren dat God, gedefinieerd als persoonlijke eerste oorzaak, goed is, doe je toch juist in dat stuk "Is God goed?"

Ook de rest die ik toevoegde hoort dan niet in de definitie die je nodig hebt in je 'bijsluiter', die alleen gaat om het goede begrip bij kosmologische, ontologische argumenten en het modaal-epistemische.

Dus in deze context (haha, ben net weer aanbeland bij het 'contextualisme' in je thesis, en 'snap' er al weer wat meer van hoe de 'epistemologische' discussies in de filosofie verlopen, -bij een derde keer moet ik het wel in detail 'snappen', hoop ik -, eigenlijk weer 'brute' (logische) onzin van mijn kant.

Maar naast 'deze logisch noodzakelijke' definitie in die context, zocht ik kennelijk, de gelegenheid leek geschikt, 'wat minder bewust', want 'onbewust' is ook zo wat, ook naar een 'overall-definitie' van God door jou, brutaal gezegd, een die 'je hele werk en persoon' omvat, voor zover ik van al je stukken 'kennis' heb genomen (het meeste in elk geval één keer gelezen). (Kortom vanuit de gedachte: in hoeverre kan ik deze jongen begrijpen vanuit zijn 'fenomenologie' of 'gehele' levensbeschouwing?)

In die definitie zou de 'goedheid' dan toch wel evengoed kunnen blijven staan, of moet ik eruit begrijpen, dat die goedheid - de ethiek, vrij vertaald - daarin dan toch weer een aparte plaats heeft ten opzichte van de waarheid - voor een groot deel gelijk oplopend met weten of kennis, hoop ik - en de schoonheid - eventueel alleen het sublieme.

Die drie Platoonse 'grootheden' (nee geen Ideeën of noumenale wereld nodig, zoals uit je opstellen duidelijk is) moeten zich in jouw God wel 'verenigen' in het 'gevoel' (ervaren) van het Schone (Sublieme) en wordt dan de essentie (in gewoon Nederlands) van alle drie de kern in het ervaren, dus geen drie maar eigenlijk maar één ding: de ervaring van waarheid en goedheid verdichten zich ook in een ervaring van schoonheid, wie weet wat de 'waarheid' betreft in een aha-erlebnis, die tegelijk als 'schoon' aanvoelt. Zou kunnen. In dat opzicht voegt de 'ethica' zich echter toch niet zomaar in dat éne.

Een 'slechte logische ingang' naar deze aarzeling is de bijgedachte dat die goedheid uitgezonderd moest worden via de 'erfzonde'? Nee toch?

Mocht dit laatste 'cryptisch' zijn, we hadden ooit over die 'christelijke' erfenis nav een Franse film (zoek het even niet op).

Emanuel Rutten zei

Beste Theo,

Een overall-definitie? Welnu, mijn hele denkgang tot dusver in overweging nemend kom ik vooralsnog tot de volgende inclusieve karakterisering van God. God is een noodzakelijk bestaand immaterieel persoon, ontwerper en schepper van de kosmos, het zijn zelf en als zodanig de grond van alle zijnden, de locus van objectieve morele waarden en verplichtingen, goed en rechtvaardig, transgressief, mysterium tremenda majestas et fascinans, ten diepste liefde, agape, eros en philia, geïncarneerd in Jezus van Nazareth, gekruisigd en opgestaan.

Groet,
Emanuel

Theo Smit zei

Beste Emanuel,

Heel hartelijk dank voor deze duidelijkheid, als reactie. Moeilijke vragen zullen blijven volgen. Vooral over de laatste zinnen. Wonderen zijn 'dus' niet nodig voor het welbevinden in de gezochte 'ethische' samenvatting (eenwording van/ consensus over) de drie 'schoonheden', zoals je die geeft in de 'ervaring'.

Niks meer en niks minder, maar Jan kan toch in goed gemoed toch nooit volhouden dat de filosofie twee generaties vooruitloopt op de wetenschap? Over de 'ervaring van schoonheid' gesproken?

Mijn Heer en toeverlaat (in mijn gedachten), u kunt van mij niet verwachten, dat er echt godsvruchtig nagedacht moet worden over zoveel 'gevoelens' van mensen en 'hun' 'argumenten'.

Hoe kan het dat ik Jan en Emanuel tegelijk serieus kan nemen. En hoe met je dan beslissen in de grote woorden: waarheid, goedheid, schoonheid!

Het blijkt vanzelf, ooit, hoorde ik destijds fluisteren in een net door de buurjongens (fikkie fikkie, ze waren 15, dus) aangestoken braambos.

De ouders werden christenen en soennieten en ondersoorten in de 'beleving'.

Niet veel te vinden bij je over zorgen of bloedstollende gedachten (réverieën of hoe was het ook alweer) over dergelijke zaken?

Vast en zeker, maar nogmaals dank voor de voorlopige 'verheldering'.

Rogier Schravendeel zei

Hallo Emanuel,

Wat bedoel je met 'immaterieel' in je definitie van God? Ik neem aan dat hier een bepaalde verhouding tot 'materie' bedoeld word. Voer je hier niet een dualisme in dat God ten diepste (in de tegenstelling 'materieel' en 'immaterieel') afhankelijk van het begrip 'materie' maakt?

Kortom, als je 'materie' als uitgangspunt neemt, hoe verhoudt zich een 'immateriële' God dan tot die 'materie'? Is het God onmogelijk 'materie' te zijn? Of is God uitsluitend 'niet door materie te bepalen'? Dat laatste bevalt mij persoonlijk beter...

Groet,

Rogier

Emanuel Rutten zei

Beste Rogier,

God is niet materieel. God is een restloos geestelijk wezen; een bewustzijn zonder stoffelijk lichaam.

Groet,
Emanuel

Rogier Schravendeel zei

Beste Emanuel,

God is minimaal ook materieel. Materie is een hypothetische bouwsteen waarmee het waarneembare zou zijn opgebouwd. Door te stellen dat God niet materieel is, stel je impliciet dat God niet waarneembaar zou zijn.

Groet,

Rogier

Emanuel Rutten zei

Beste Rogier,

Naast uiterlijke waarneming bestaat er ook innerlijke ervaring. Religieuze ervaring is veelal innerlijke ervaring van God. Verder zou God waarneembaar kunnen zijn voor andere actueel (of metafysisch mogelijk) bestaande immateriële wezens. Bovendien ligt het juist voor de hand om te denken dat wij in dit leven God inderdaad niet zintuiglijk kunnen waarnemen. Zien wij niet door een spiegel, in raadselen, zoals Paulus schrijft? Dit laat onverlet dat wij God indirect kunnen waarnemen op grond van perceiving-as waarnemingen, zoals het ervaren van God in de zintuiglijke waarneming van muziek, de sterrenhemel, of het lijden in het gelaat van de ander. Tenslotte geloven christenen dat God is geïncarneerd in Jezus van Nazareth. Maar dan was God zelf in Jezus van Nazareth dus wel degelijk waarneembaar.

Groet,
Emanuel

Rogier Schravendeel zei

Beste Emanuel,

Wil je hiermee de innerlijke ervaring als niet-materiële waarneming definiëren?

Groet,

Rogier