zondag 8 september 2024
Een triljard proposities
De eerste premisse van mijn modaal-epistemisch Godsargument luidt in vereenvoudigde vorm dat alles wat mogelijk waar is, kenbaar is. De tweede premisse van genoemd argument stelt dat de propositie 'God bestaat niet' onkenbaar is. Stel nu dat de taal, zeg, een triljard proposities toelaat. Daaronder bevinden zich proposities als '1+1=2', '1+1=34', 'Amsterdam is de hoofdstad van Nederland' en 'Parijs is de hoofdstad van Nederland'. Het zijn er natuurlijk veel meer, ja zelfs oneindig veel, maar laten we even aannemen dat het er een triljard zijn. De propositie 'God bestaat niet' hoort uiteraard ook tot deze triljard proposities. Verwijder nu de propositie 'God bestaat niet' uit de verzameling van triljard proposities. We houden dan een triljard - 1 proposities over. Stel nu dat deze triljard - 1 proposities allemaal de eerste premisse bevestigen. Ze voldoen er dus allemaal aan. Kortom, elk van deze triljard - 1 proposities is niet tegelijkertijd mogelijk waar en onkenbaar. Wat zouden we in dat geval willen zeggen van de propositie 'God bestaat niet'? Als alle triljard - 1 proposities de eerste premisse bevestigen, is het dan niet redelijk om te denken dat dat voor die laatste propositie 'God bestaat niet' waarschijnlijk ook zal gelden? De propositie 'God bestaat niet' zal in dat geval zelfs zeer waarschijnlijk eveneens aan de eerste premisse voldoen. De propositie 'God bestaat niet' voldoet dus redelijkerwijs aan de eerste premisse. Maar 'God bestaat niet' is onkenbaar op grond van de tweede premisse. De enige manier waarop 'God bestaat niet' aan de eerste premisse kan voldoen, is dus door de onmogelijkheid van 'God bestaat niet'. Maar dan volgt dat God noodzakelijk bestaat. Nu meen ik dat mijn premisse inderdaad opgaat voor al die andere triljard - 1 proposities. En daarom volgt de conclusie van mijn modaal-epistemisch Godsargument, namelijk dat God noodzakelijk bestaat. De enige manier om aan deze conclusie te ontkomen is om in die triljard - 1 proposities een propositie te zoeken die aantoonbaar niet aan de eerste premisse voldoet, zodat de eerste premisse niet langer houdbaar is. Tot op de dag van vandaag heeft echter na vele pogingen nog niemand een dergelijke propositie gevonden, hetgeen bijdraagt aan de kracht van mijn modaal-epistemisch argument voor het bestaan van God.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
13 opmerkingen:
Beste Emanuel,
Je zegt: " Als alle triljard - 1 proposities de eerste premisse bevestigen, is het dan niet redelijk om te denken dat dat voor die laatste propositie 'God bestaat niet' waarschijnlijk ook zal gelden?"
Dat moge zo zijn, maar wat de conclusie onbetrouwbaar maakt is dat het eveneens redelijk, zo niet redelijker is om te denken dat dat voor die laatste propositie niet geldt. Waarom zal het waarschijn-
lijk voor die laatste propositie niet gelden? Ziehier: Van al die triljarden proposities is de propositie "God bestaat niet" *de enige* die een goddelijk kennend subject mist als ze mogelijk waar is, want dan is het onmogelijk dat God kan weten dat hij niet bestaat. Dit maakt van de propositie "God bestaat niet" een zeer speciale propositie die, vanwege epistemische tekorten in niet goddelijke kennis, mogelijk onkenbaar blijft als ze mogelijk waar is. En daarom mogen wij twijfelen aan de betrouwbaarheid van de conclusie. Waar ik niet aan twijfel is aan jouw woorden bij de presentatie van het argument : Dit is geen bewijs, bewijzen doen wij in de wiskunde.
Er zijn overigens nog andere zwaarwegende objecties in te brengen tegen het argument. Een daarvan is dat , indien beide premissen waar zijn. altijd de conclusie volgt dat "God bestaat niet" onmogelijk waar is , ongeacht of het waar is of niet. Als je wilt dat ik dat op dit forum goed beargumenteer laat het dan maar weten. Dan zal ik dat doen.
Vriendelijke groet,
Jac
Beste Emanuel,
Je zegt dat de enige manier om aan je conclusie te ontkomen "is om in die triljard - 1 proposities een propositie te zoeken die aantoonbaar niet aan de eerste premisse voldoet, zodat de eerste premisse niet langer houdbaar is. Tot op de dag van vandaag heeft echter na vele pogingen nog niemand een dergelijke propositie gevonden,..." hierover drie opmerkingen:
1. Natuurlijk heeft nog niemand een dergelijke propositie gevonden en dat zal ook nooit gebeuren als dat een andere propositie moet zijn dan "God bestaat niet", want alle andere proposities zijn kenbaar, indien ze mogelijk waar zijn, zelfs als geen enkel niet-goddelijk wezen dat kan weten.
2. En precies dit feit dat een dergelijke propositie niet bestaat pleit voor de exclusiviteit van de propositie "God bestaat niet"'', de enige die geen God als kennend subject heeft als ze mogelijk waar is. Het ligt voor de hand dat wij dan een verband mogen vermoeden tussen deze exclusiviteit en de mogelijkheid dat de propositie onkenbaar blijft als ze mogelijk waar is. De bewering dat "God bestaat niet" onmogelijk waar kan zijn wordt, zo niet weggesneden, dan toch ernstig gehavend door Occams scheermes; ten minste als dat nog geslepen is sinds hij het na zijn dood heeft achtergelaten.
3. Het is dus niet waar wat je zegt, want juist de exclusiviteit van de propositie "God bestaat niet" maakt het aannemelijk dat de conclusie onbetrouwbaar is. Wij kunnen niet zeggen dat ze onwaar is, maar ook niet dat ze waar is.
vriendelijke groet,
Jac
Beste Emanuel,
Laten wij eens aannemen dat het niet waar is dat God noodzakelijk bestaat, dus dat "God bestaat niet" mogelijk waar is maar dat wij dat niet weten. En laten wij ook eens aannemen dat jouw premissen allebei waar zijn. Dan volgt in jouw redenering de conclusie dat God noodzakelijk bestaat. Maar het kan niet zo zijn dat "God bestaat niet" mogelijk waar en onmogelijk waar is. In jouw argument moet er dus, goed verscholen, ergens een addertje onder het gras zitten en ik denk dat ik het beestje gevonden heb. Ziehier: Als de eerste premisse zou gelden voor alle p en dus ook voor de p "gbn", dan zou "gbn" niet altijd onkenbaar zijn maar slechts indien "gbn" onmogelijk waar is. Wat is hier precies aan de hand?Van tweeën één:
1. Aangezien de conclusie logisch volgt uit de premissen moet er iets aan de hand zijn met de eerste premisse, want de tweede is overtuigend beargumenteerd. Maar dan is de conclusie onbetrouwbaar.
2. Als de eerste premisse wel waar is dan is "gbn" slechts voorwaardelijk onkenbaar, namelijk als "gbn"onmogelijk waar is.
Ik denk dat 1 het geval is.
Wie echter meent dat de eerste premisse in orde is moet ook consequent zijn en --om de latius hos regel niet te schenden-- de voorwaarde, zonder welke de tweede premisse niet waar kan zijn, in de conclusie expliciteren.
De conclusie moet dan luiden als volgt: "Als "gbn" onmogelijk waar is dan besaat God noodzakelijk. Deze conclusie is dan ( als de eerste premisse waar is) zorgvuldig getrokken uit de premissen en onmiskenbaar waar, ongeacht of God noodzakelijk bestaat of niet. Maar de lezer weet nu nog niet wat hij eigenlijk zou willen weten, namelijk of God noodzakelijk bestaat of niet. Dit moet wat nauwkeuriger; de lezer weet namelijk best dat God noodzakelijk bestaat of niet noodzakelijk, maar hij weet op grond van het modaal epistemisch argument niet *dat* God noodzakelijk bestaat en evenmin dat God niet noodzakelijk bestaat. Het modaal epistemisch argument maakt hem niet veel wijzer.
Vriendelijke groet,
Jac
Beste Emanuel,
Laten wij nu eens aannemen dat God noodzakelijk bestaat maar dat wij dat vooralsnog niet weten. Dan volgt in jouw redenering de conclusie dat God noodzakelijk bestaat. De conclusie is dan, gesteld dat God noodzakelijk bestaat, absoluut waar maar wie logisch denkt moet de conclusie dan toch als onbetrouwbaar beschouwen. Immers als de eerste premisse waar is, zo mag men redeneren, dan is "gbn" kenbaar als het mogelijk waar is , maar dan kan de tweede premisse slechts waar zijn als "gbn" onmogelijk waar is. En wie logisch denkt kan daarom nog steeds niet weten dat de conclusie waar is omdat de conclusie de voorwaarde, waaronder de tweede premisse slechts waar kan zijn, niet expliciteert en daarmee de latius hos regel schendt. Zou de conclusie de voorwaarde waaronder de tweede premisse slechts waar kan zijn als de eerste premisse waar is wel explicieteren dan zou deze moeten luiden als volgt: "slechts als 'gbn" onmogelijk waar is dan bestaat God noodzakelijk". Hiermee kan iedereen instemmen, maar het zegt ons niet dat God noodzakelijk bestaat, ook niet als het waar is. Het bovenstaande wil duidelijk maken dat wij aan ware conclusies niets hebben als wij ze als onbetrouwbaar moeten beschouwen. Ik mag aannemen dat je je intussen geroepen voelt om op dit blog te reageren op de reacties, tenzij je geen tijd hebt of ze te onbenullig vindt. Zie ik dat juist, of is er nog een andere reden?
Vriendelijk groet,
Jac
Beste Emanuel,
Het lijkt erop dat je niet meer wilt discussiëren over jouw modaal epistemisch argument.
Jammer want ik heb nog een paar interessante punten.
!. Het staat vast dat "gbn" onkenbaar is. Dat heb je overtuigend beargumenteerd. Is het dan niet beter om in plaats van de bewering dat "gbn" kenbaar is als het mogelijk waar is dat god niet bestaat, te zeggen: "Als "gbn' mogelijk waar is dan is het onkenbaar zijn van deze propositie niet te wijten aan de onmogelijke waarheid ervan maar aan een epistemisch tekort in niet-goddelijke kennis?
2. Is het niet zo dat je eigenlijk pas mag zeggen dat "gbn" kenbaar is als "gbn"' mogelijk waar is als je al weet dat God noodzakelijk bestaat? Als dit zo is dan mag je mijns inziens ook zeggen dat "gbn" onkenbaar is als het mogelijk waar is dat God niet bestaat.
3. Als "gbn"' onkenbaar is, ongeacht of "gbn" mogelijk waar is of niet, lijkt het dan erg waarschijnlijk dat alle mogelijke waarheden kenbaar zijn? Anders gezegd, impliceert dit dan niet dat jouw uitgangspunt dat alle mogelijke waarheden kenbaar zijn op z'n minst aanvechtbaar is? Het lijkt erop dat jouw argumentatie voor de eerste premisse voorbijgaat aan het feit dat "gbn" hoe dan ook onkenbaar is, dus ook als het mogelijk waar is dat God niet bestaat. Zie ik dat goed?
vriendelijk groet,
Jac
Beste Emanuel,
Het is dus niet zo dat iemand de onkenbare p "gbn" zou kunnen kennen als ze mogelijk waar is . Dat mag je, omdat de eerste premisse aanvechtbaar is, alleen maar zeggen als je weet dat God noodzakelijk bestaat. Wel is het zo dat de onkenbaarheid van deze propositie niet zonder meer verwijst naar de onmogelijke waarheid van "gbn" als de propositie "gbn" mogelijk waar is. Maar wat maakt het overigens nog uit of "gbn" kenbaar is of niet indien "gbn" mogelijk waar is? Want in dat geval is de conclusie niet waar, ongeacht of "gbn" kenbaar is of niet. Het punt is dan irrelevant.
Vriendelijke groet,
Jac
Beste Emanuel,
1. "God bestaat niet" is onkenbaar, ongeacht of deze propositie mogelijk waar is of niet.
2. Als de propositie onmogelijk waar is, dan bestaat God noodzakelijk.
3. Als 2 het geval is, dan zijn alle mogelijke waarheden kenbaar, en dan is "God bestaat niet" uiteraard onkenbaar wegens de onmogelijke waarheid van de propositie.
4. Als "God bestaat niet" mogelijk waar is, dan bestaat God niet noodzakelijk.
5. Als 4 het geval is, dan is de onkenbare propositie "God bestaat niet" mogelijk waar, maar onkenbaar wegens een tekort in niet-goddelijke kennis.
Uit het bovenstaande valt niet op te maken dat God noodzakelijk bestaat. Wie weet dat "God bestaat niet" onkenbaar is wegens de onmogelijke waarheid van de propositie, weet dat God noodzakelijk bestaat. Maar ja, wie weet dat? Ik acht het niet onmogelijk dat iemand dat weet, maar ik acht het ook niet onmogelijk dat niemand dat weet. Ik weet het in ieder geval niet. Weet jij het?
Vriendelijke groet,
Jac
Beste Emanuel,
Er moet iets bestaan zonder hetwelk er totaal niets zou bestaan of gebeuren. Zo'n entiteit die wij het fundament, de bron van de werkelijkheid, mogen noemen bestaat noodzakelijk, in alle mogelijk werelden. Immers het lijkt, op zijn zachtst gezegd, hoogst onwaarschijnlijk dat er mogelijke werelden zijn die een bestaansfundament missen.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat het bestaansfundament van de werkelijkheid een persoonlijk wezen is. Als wij zouden weten dat het fundament van de werkelijkheid een persoonlijk wezen is dan zouden wij mogen zeggen dat God noodzakelijk bestaat.
Als het fundament van de werkelijkheid een persoonlijk wezen is dan mogen wij aannemen dat dit wezen alle mogelijke waarheden kent.
En slechts dan, als dit wezen alwetend is, mogen wij zeggen dat de onkenbare propositie "God bestaat niet" onmogelijk waar kan zijn . Hoe denk jij hierover?
vriendelijke groet,
Jac
Beste Emanuel,
Te midden van de vele triljarden proposities is de propositie "gbn" een zeer bijzondere, ja zelfs een uitzonderlijke propositie, omdat deze propositie geen goddelijk kennend subject heeft als zij mogelijk waar is terwijl voor alle andere mogelijk ware proposities geldt dat zij een mogelijk bestaand goddelijk kennend subject hebben. Ook heeft de propositie geen niet-goddelijk kennend subject als zij mogelijk waar is, omdat zij onkenbaar is. Jouw eerste premisse is derhalve onwaar. En dat betekent niets meer of minder dan dat jouw conclusie onbetrouwbaar is.
Zo, nu hou ik er voorlopig maar even mee op want het ME argument is inmiddels dood geredeneerd.
Vanwege het feit dat je niet meer reageert kan ik mij niet aan deze indruk onttrekken.
vriendelijk groet,
Jac
Beste Emanuel,
Ik kom toch nog even terug.
Mogelijk antwoord je niet meer omdat je vindt dat ik te stellig ben en niet open sta voor jouw standpunt. Een filosoof gaat liever in op vragen betreffende zijn positie dan dat hij voor de voeten geworpen krijgt dat zijn positie niet deugt.
Daarom zal ik in het volgende niets beweren, maar wel enkele vragen stellen in de hoop daar een antwoord op te krijgen.
De eerste vraag is: Geldt voor de speciale proposities "God bestaat" en "God bestaat niet" ook, zoals bij veel andere proposities, dat ze mogelijk waar en mogelijk onwaar zijn of moeten wij zeggen dat ze mogelijk waar *ofwel* onmogelijk waar zijn? Of, wat overigens hetzelfde betekent, dat ze noodzakelijk waar of noodzakelijk onwaar zijn?
Immers, mogen wij, vertrekkend van jouw definitie van God, niet aannemen en het zelfs hoogstwaarschijnlijk achten dat God, indien hij mogelijk bestaat, in alle mogelijke werelden bestaat? Want is het niet onaannemelijk, ja zelfs hoogst onwaarschijnlijk, dat de zijnsgrond in één of is sommige mogelijke werelden niet bestaat?
Kunnen wij, indien wij ons dit realiseren, aan de conclusie ontkomen dat God ofwel noodzakelijk bestaat ofwel onmogelijk? Is het dan niet , geheel onbedoeld overigens, misleidend om te stellen dat God mogelijk bestaat, hetgeen jij doet in de aanloop naar jouw argument? Is het niet zo dat dit erop neerkomt dat God noodzakelijk bestaat? En mag je dat wel zeggen dat hij mogelijk bestaat, voordat je aannemelijk hebt gemaakt dat hij werkelijk noodzakelijk bestaat?
Als dat in een betrouwbaar argument voor het bestaan van God niet gezegd mag worden alvorens te weten dat God noodzakelijk bestaat, moet je dan niet overal, daar waar je objecties pareert met een verwijzing naar een mogelijke wereld waarin God bestaat, op zoek naar andere mogelijkheden van verweer? Dit om te voorkomen dat de verdediging van jouw argument een beroep doet op wat nog aannemelijk gemaakt moet worden.
Is het juiste antwoord op de objectie dat "God bestaat" onkenbaar is niet iets in de trant van: "Dat is mogelijk ofwel onmogelijk , maar dat "God bestaat" onkenbaar is kunnen wij niet weten tenzij wij weten dat hij onmogelijk bestaat. En dat "God bestaat" kenbaar is kunnen wij evenmin weten zolang wij nog niet weten dat hij noodzakelijk bestaat?"?
Tot slot: Is het niet zo dat de zijnsgrond van de werkelijkheid noodzakelijk bestaat, maar dat, voor de bewering dat die zijnsgrond een persoonlijk wezen is, een aparte argumentatie nodig is als de conclusie van het ME argument onbetrouwbaar is?
Om niet teveel tijd van je te vragen vind ik het al prima als je op slechts één van de bovenstaande vragen ingaat.
Bij voorbaat dank en vriendelijke groet,
Jac
Een reactie posten