Stel dat zoals Plato leert de universalia buiten ruimte en tijd op zichzelf bestaan. Waarom zijn sommige universalia dan wel en anderen niet in het universum geïnstantieerd? Wat is daarvoor de verklaring? Plato lost dit probleem op door een demiurg oftewel schepper van de kosmos te postuleren. De demiurg bepaalt op grond van een wilsbesluit welke universalia wel en welke niet in de kosmos geïnstantieerd worden. Maar is er ook een niet-theïstische oplossing?
Filosoof Ziegelaar stelt in reactie op mijn vraag twee niet-theïstische oplossingen voor. De Platonist zou kunnen beweren dat er meerdere universa zijn en dat alle universalia in één of meer universa geïnstantieerd zijn. Er zijn zo uiteindelijk geen niet-geïnstantieerde universalia. Deze oplossing lijkt enigszins op het multiversum voorstel als antwoord op het bekende fine tuning probleem. Net zoals het multiversum voorstel houdt deze eerste oplossing geen stand. Het probleem wordt namelijk alleen maar verplaatst van het selecteren van universalia voor ons universum naar het bepalen van de distributie van universalia over alle universa.
Tegengeworpen kan nog worden dat wellicht iedere mogelijke combinatie van universalia geïnstantieerd is in een apart universum. Elke mogelijke abstracte structuur is met andere woorden in een eigen kosmos geïnstantieerd. En dan is er helemaal geen sprake van een distributievraagstuk. Dit levert echter op z'n zachts gezegd een nogal druk en omvangrijk multiversum op. Ja, zelfs zo omvangrijk dat het postuleren van een enkel universum en een enkele demiurg als schepper ervan ontologisch een stuk zuiniger en plausibeler lijkt. Want wat stelt een enkele demiug met een enkel geschapen universum voor vergeleken met een multiversum waarin daadwerkelijk alle combinaties van alle universalia (dus ook de meest vreemde en exotische) geïnstantieerd zijn?
Een tweede oplossing zou het veronderstellen van een natuurlijk kosmisch proces zijn. Dit proces heeft op elk moment een bepaalde toestand en die bepaalt welke universalia wel en niet geïnstantieerd worden. Iedere universale vereist voor de instantiatie ervan namelijk bepaalde natuurlijke voorwaarden en daaraan is niet altijd voldaan. Tegelijkertijd zijn bepaalde natuurlijke omstandigheden juist zeer gunstig voor de instantiatie van bepaalde universalia. Het probleem van deze oplossing is echter dat de Platoonse primordiale materie geen enkele mogelijkheid uitsluit. Platoons gezien zijn het de universalia die het telos bepalen van de materiële natuurprocessen. De natuur ontwikkelt zich in een bepaalde richting omdat bepaalde universalia uitgedrukt worden. Maar wie of wat bepaalt dan welke universalia het telos vormen waarop de zich ontwikkelende materie zich als eerste richt? Wie of wat bepaalt anders gezegd welke universalia als eerste in het natuurlijke kosmische proces geïnstantieerd worden? Ook deze oplossing lijkt dus niet houdbaar.
Mocht er uiteindelijk geen goede niet-theïstische oplossing zijn, dan kunnen we met een knipoog naar Sartres beroemde essay uit 1946 met recht zeggen: Het Platonisme is een theïsme.
zaterdag 16 januari 2021
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten