donderdag 13 juli 2017
Een weerlegging van het machinisme
Arjen Kleinherenbrink betoogt in zijn boek Alles is een machine dat alles wat bestaat een machine is. Elk ding is een machine. De ideologie dat alles een machine is lijkt echter onhoudbaar. Ik voer twee objecties aan. De eerste objectie richt zich op de structuur die het machinisme aan iedere machine toeschrijft. Volgens Kleinherenbrink heeft iedere machine een viervoudige structuur. Elke machine bestaat uit een vaste kern, veranderlijke vermogens in deze kern, kwaliteitsloze oppervlakken rondom de kern en allerlei zich op deze oppervlakken manifesterende kwaliteiten. Neem nu de kern van een machine. Die kern bestaat ook. Het is een ding. Uit Kleinherenbrinks these dat alles een machine is volgt dus dat de kernen van machines eveneens machines zijn. Deze machines hebben op hun beurt ook weer kernen. En die machines vervolgens ook weer. Enzovoort. Zo ontstaat een oneindige regressie van dingen. Nu kan beargumenteerd worden dat er geen oneindig veel dingen kunnen bestaan. Maar dan moeten we Kleinherenbrinks machinisme verwerpen. In de tweede plaats volgt uit de conclusie van mijn semantisch argument dat er geen universele eigenschappen bestaan. Voor iedere eigenschap is er altijd wel een ding dat die eigenschap niet heeft. Kleinherenbrinks machinisme impliceert echter dat de eigenschap "machine zijn" universeel is. Alles is volgens hem immers een machine. Maar dan moet zijn these ook om deze reden verworpen worden.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
6 opmerkingen:
Beste Emanuel,
Je krijgt mij nog niet mee in je semantische argument.
Corrigeer mij als ik het verkeerd begrijp :
In een wereld bestaan:
- Jan
- Een blauwe tafel
- Een blauwe stoel
- Een groene stoel
- Een pot rode verf
- Een pot gele verf
- Een pot oranje verf
Jan verft de stoel oranje. Op dat moment zijn de verwijzingsverzameling van blauw en tafel gelijk. "Blauw" en "Tafel" hebben dus dezelfde betekenis gekregen.
Jan verwijderd de leuning van de oranje stoel en besluit er niet meer op te zitten, maar om het te "gebruiken als tafel" om de potten met verf op te zetten.
Dat lijkt mij een wezenlijk ander besluit dan het "gebruiken als blauw". Maar als "Blauw" hetzelfde betekend als "Tafel" dan zou "gebruiken als blauw" hetzelfde betekenen als "gebruiken als tafel"
Jan besluit het dus te "gebruiken als tafel"
Op dat moment hebben "Blauw" en "Tafel" niet meer dezelfde betekenis. Er is immers een blauwe tafel en een oranje tafel.
"Stoel" en "Groen" hebben nu echter dezelfde betekenis gekregen. Er is immers maar 1 stoel, en 1 ding dat groen is, en het betreft allebei hetzelfde object.
Totdat Jan besluit dat de oranje tafel geen tafel is maar een "leuningloze stoel". Op dat moment betekenen "Tafel" en "Blauw" weer hetzelfde. En op dat moment betekend "Stoel" niet meer hetzelfde als "Groen". Er zijn nu immers weer twee stoelen. Een groene stoel en een oranje stoel.
Totdat Jan besluit dat hij een leuningloze stoel voortaan "Kruk" noemt. Op dat moment betekend "Stoel" weer hetzelfde als "Groen". Er is immers maar 1 ding dat een stoel is, en er is maar 1 ding dat groen is. "Kruk" betekend niet hetzelfde als "Oranje" er is immers ook nog oranje verf.
Jan gebruikt het laatste beetje oranje verf om de kruk nog wat mooier oranje te maken. Op het moment dat alle verf op de kruk zit betekend "Oranje" hetzelfde als "Kruk". Er is immers maar 1 ding dat oranje is, en er is maar 1 ding dat een kruk is, en ze verwijzen beiden naar hetzelfde ding.
Op een dag mengt Jan de gele en rode verf, en er ontstaat een tweede "Kruk" waar hij op kan zitten.
Beste Arno,
De premisse dat als twee verwijzingsverzamelingen gelijk zijn, ook de bijbehorende betekenissen gelijk zijn geldt niet in alle mogelijke werelden. Neem voor een nog eenvoudiger tegenvoorbeeld maar een mogelijke wereld met precies twee geladen atomen. In die wereld zijn de verwijzingsverzamelingen van 'geladen' en 'atoom' gelijk. Toch zijn de betekenissen verschillend. Dit alles is echter geen probleem voor mijn argument. Ik claim namelijk alleen geldigheid van genoemde premisse voor de actuele wereld. Het is dan ook geen a priori maar een a posteriori premisse. En als zodanig onderbouw ik die premisse ook. In mijn volledige academische artikel ga ik op dit alles veel dieper in dan in de populaire weergave van mijn argumen. Zie eventueel goo.gl/xpLmqb
Groet,
Emanuel
Beste Emanuel,
Dan voor mijn duidelijkheid in het begrijpen van je argument :
Voor mij kan het woord "machine" verwijzen naar heel veel machines. Maar binnen de context van jouw argument, en het door jouw geïntroduceerde begrip verwijzingsverzameling :
Maken de volgende machines onderdeel uit van de verwijzingsverzameling van "machine" ?
- Een perpetuum mobile ( een machine die voor zover wij weten niet kan bestaan )
- Een iPhone 30 ( een machine die nu nog niet bestaat, maar in de toekomst misschien wel )
- Een iPhone 11 ( een machine die nu nog niet bestaat, maar waar wel concreet over nagedacht wordt )
- The machine that goes ping ( een denkbeeldige machine uit de film The Meaning of life )
- Het paard van Troje ( een machine die verloren is gegaan )
En, wat ik ook wil weten, wat valt er binnen jouw argument onder de verwijzingsverzameling van "alles" ?
Meer specifiek : De "theepot van Bertrant Russel", die al of niet in een baan om de zon draait. Maakt deze altijd onderdeel uit van "alles" of alleen als er daadwerkelijk in de actuele wereld, en alleen op dit moment - niet in het verleden of toekomst, een theepot in een baan om de zon draait?
Is "Luke Skywalker" onderdeel van de verwijzingsverzameling van "Jedi" , en dus ook onderdeel van de verwijzingsverzameling van "alles" ? Of is "Luke Skywalker" wel onderdeel van de verwijzingsverzameling van "Jedi" , maar niet van de verwijzingsverzameling van "alles", omdat Luke Skywalker en Jedi nu eenmaal niet daadwerkelijk bestaan.
Groet,
Arno
Beste Emanuel,
Helaas heb je niet meer geantwoord op mijn vorige reactie, maar na grondige bestudering van je pdf lijkt het erop dat ik daar inmiddels voor mijzelf antwoorden op heb gevonden.
In je academische artikel gebruik je taal om te refereren naar enkele dingen die niet bestaan. Zoals “Homer” ( "to say that Homer existed is to say that there was such a person as Homer" ) en “het gif in de drank van de paranoide drinker” (There is no nonexistent poison in the paranoid’s drink).
In je andere uitleg over je argument schrijf je : “Tenzij we onredelijke “betekenis nihilisten” willen worden, zullen we moeten erkennen dat uitdrukkingen in de taal zowel een betekenis als een verwijzing hebben”
Ik zou daaraan willen toevoegen : Tenzij we onredelijke “verwijzing nihilisten” willen worden, zullen we moeten erkennen dat die verwijzingen zich niet beperken tot slechts dingen die "zijn".
Toch is dat precies wat jij doet in jouw argument.
Terwijl je dus zelf taal gebruikt om te refereren naar specifieke dingen die niet "zijn", zoals Homer en nietbestaand gif.
Iets wat niet bestaat maakt in jouw argument geen onderdeel uit van een verwijzingsverzameling. De persoon Barak Obama maakt onderdeel uit van de verwijzingsverzameling van “Barak Obama”. De persoon Homer maakt geen onderdeel uit van de verwijzingsverzameling van “Homer”.
Je beargumenteerd m.i. niet waarom de verwijzingsverzameling van een uitdrukking alleen kan bestaan uit dingen die "zijn". Je laat in je academische artikel expliciet in het midden of cijfers bestaan, maar je zal moeten erkennen dat je in de praktijk heel goed kan werken met verzamelingen die je noemt "de verzameling van natuurlijke getallen" en de "verzameling van imaginaire getallen". Een verzameling hoeft dus niet per definitie te bestaan uit dingen die "zijn". Jouw verwijzingsverzameling wel. Waarom?
Als je gesprekken tussen mensen hoort dan gaat het juist heel vaak over dingen die geweest zijn, en dingen die gaan komen.
Dingen die geweest zijn, zijn dus niet meer.
Dingen die gaan komen zijn dus nog niet.
Kortom : Beargumenteer waarom dingen die niet "zijn" geen onderdeel uit kunnen maken van de verwijzingsverzameling van een uitdrukking. En waarom dit geen afbreuk doet aan taal.
Vertel mij dan ook gelijk waaruit de verwijzingsverzamelingen van de volgende uitdrukkingen bestaan :
“Mogelijk”
“Verleden”
“Toekomst”
Zoals ik je begrijp bevat jouw verwijzingsverzameling van "Mogelijk" alleen dingen die op dit moment "zijn", en geen dingen die geweest zijn of dingen die mogelijk zouden kunnen "zijn" maar op dit moment niet "zijn". Dit doet m.i. een enorme afbreuk aan het begrip "Mogelijk".
"Verleden". Niets wat in het verleden was, maar nu niet meer is, zoals "Homer", maakt onderdeel uit van jouw verwijzingsverzameling van "Verleden". Terwijl in ons taalgebruik verleden juist heel vaak refereert naar iets wat nu niet "is".
De "Toekomst" is nog niet. Waaruit jouw verwijzingsverzameling voor "Toekomst" bestaan is mij dus vooralsnog een raadsel. In ieder geval niets van de dingen die er in de toekomst zijn, maar die nu niet zijn. Wederom, m.i. een enorme afbreuk aan het begrip "Toekomst".
"Morgenster" heeft volgens jou een verwijzingsverzameling bestaande uit alle sterren en alle morgens. Ironisch genoeg maakt de planeet venus daar geen deel van uit maar dit terzijde. Maar wat versta je onder "alle morgens". Hoeveel morgens "zijn" er?
Groet,
Arno
Beste Emanuel,
Helaas heb je niet meer geantwoord op mijn vorige reactie, maar na grondige bestudering van je pdf lijkt het erop dat ik daar inmiddels voor mijzelf antwoorden op heb gevonden.
In je academische artikel gebruik je taal om te refereren naar enkele dingen die niet bestaan. Zoals “Homer” ( "to say that Homer existed is to say that there was such a person as Homer" ) en “het gif in de drank van de paranoide drinker” (There is no nonexistent poison in the paranoid’s drink).
In je andere uitleg over je argument schrijf je : “Tenzij we onredelijke “betekenis nihilisten” willen worden, zullen we moeten erkennen dat uitdrukkingen in de taal zowel een betekenis als een verwijzing hebben”
Ik zou daaraan willen toevoegen : Tenzij we onredelijke “verwijzing nihilisten” willen worden, zullen we moeten erkennen dat die verwijzingen zich niet beperken tot slechts dingen die "zijn".
Toch is dat precies wat jij doet in jouw argument.
Terwijl je dus zelf taal gebruikt om te refereren naar specifieke dingen die niet "zijn", zoals Homer en nietbestaand gif.
Iets wat niet bestaat maakt in jouw argument geen onderdeel uit van een verwijzingsverzameling. De persoon Barak Obama maakt onderdeel uit van de verwijzingsverzameling van “Barak Obama”. De persoon Homer maakt geen onderdeel uit van de verwijzingsverzameling van “Homer”.
Je beargumenteerd m.i. niet waarom de verwijzingsverzameling van een uitdrukking alleen kan bestaan uit dingen die "zijn". Je laat in je academische artikel expliciet in het midden of cijfers bestaan, maar je zal moeten erkennen dat je in de praktijk heel goed kan werken met verzamelingen die je noemt "de verzameling van natuurlijke getallen" en de "verzameling van imaginaire getallen". Een verzameling hoeft dus niet per definitie te bestaan uit dingen die "zijn". Jouw verwijzingsverzameling wel. Waarom?
Als je gesprekken tussen mensen hoort dan gaat het juist heel vaak over dingen die geweest zijn, en dingen die gaan komen.
Dingen die geweest zijn, zijn dus niet meer.
Dingen die gaan komen zijn dus nog niet.
Kortom : Beargumenteer waarom dingen die niet "zijn" geen onderdeel uit kunnen maken van de verwijzingsverzameling van een uitdrukking. En waarom dit geen afbreuk doet aan taal.
Vertel mij dan ook gelijk waaruit de verwijzingsverzamelingen van de volgende uitdrukkingen bestaan :
“Mogelijk”
“Verleden”
“Toekomst”
Zoals ik je begrijp bevat jouw verwijzingsverzameling van "Mogelijk" alleen dingen die op dit moment "zijn", en geen dingen die geweest zijn of dingen die mogelijk zouden kunnen "zijn" maar op dit moment niet "zijn". Dit doet m.i. een enorme afbreuk aan het begrip "Mogelijk".
"Verleden". Niets wat in het verleden was, maar nu niet meer is, zoals "Homer", maakt onderdeel uit van jouw verwijzingsverzameling van "Verleden". Terwijl in ons taalgebruik verleden juist heel vaak refereert naar iets wat nu niet "is".
De "Toekomst" is nog niet. Waaruit jouw verwijzingsverzameling voor "Toekomst" bestaan is mij dus vooralsnog een raadsel. In ieder geval niets van de dingen die er in de toekomst zijn, maar die nu niet zijn. Wederom, m.i. een enorme afbreuk aan het begrip "Toekomst".
"Morgenster" heeft volgens jou een verwijzingsverzameling bestaande uit alle sterren en alle morgens. Ironisch genoeg maakt de planeet venus daar geen deel van uit maar dit terzijde. Maar wat versta je onder "alle morgens". Hoeveel morgens "zijn" er?
Groet,
Arno
Beste Emanuel.
Ik vind het erg knap geformuleerd, veel woorden ken ik niet. Maar ik ben het tenminste met één zin in het semantisch argument niet eens.
n.l. citaat: "neem ‘iets zijn’. Dit is ook geen eigenschap. Het is immers niet mogelijk dat er iets zou zijn wat niet ‘iets’ is"
Volgens mij kan iets "zijn", uitsluitend door hetzelfde iets "niet-zijn". Hierbij zijn het "zijn" en het "niet-zijn" eigenschappen van "ene"/"monade"/"sunyata".
Ik neem aan dat je dit onderuit wil halen met formele logica. Maar ik wil er op wijzen dat dat niet kan. De formele logica is n.l. gebaseerd op de ontologie: het zijnde. Daardoor (het zijnde bestaat wel en het niet-zijnde bestaat niet) bestaat de "uitgesloten derde" ofwel het "absurdum". En dat is juist het onderwerp: het zijn en het niet-zijn. De basis van de logische redenering is in dit geval ondeugdelijk.
Ik wijs erop dat Parmenides (ik weet er niet veel van hoor) stelde dat het zijn en het denken één zijn. Ik vermoed dat hij de nous of het goddelijke denken bedoelde. Jij en ik maken in deze wereld hoofdzakelijk gebruik van rationele logische stap voor stap redeneringen. Ik noem dat het tijdsdenken ofwel dianoia. Ik veronderstel dat Aristoteles dat niet goed begrepen heeft en nous voor zijn eigen dianoia denken heeft aangezien. En dus dat de westerse filosofen en de logica op drijfzand zijn gebaseerd. Maar vooral dat het universum "intelligibel" zou zijn: die mening lijkt me hybris. Net zoals wetenschappers die menen dat een theorie van alles bereikbaar is.
Met vriendelijke groet van Jan
Een reactie posten