zondag 10 juli 2011

Een alternatieve kennisleer: fragmenten (2)

I. Mijn alternatieve kennisleer is gegrond in de heideggeriaanse in plaats van cartesiaanse antropologie. Haar fundamentele begrip is de-wereld-voor-ons. De-wereld-voor-ons is voor de mens het allesomvattende ofwel maximaal inclusieve waarin de mens geworpen is en waarbuiten zij nimmer kan treden. Zij vormt de onoverschreidbare horizon van al ons ervaren en denken. De-wereld-voor-ons is het subject van alle menselijke predikaties.

II. Is de-wereld-voor-ons identiek aan de-wereld-in-zichzelf? Wellicht wel, maar wij zullen dit nooit kunnen vaststellen precies omdat wij onszelf nooit buiten de-wereld-voor-ons kunnen plaatsen. Zo is zelfs de uitspraak dat er voorwerpen bestaan die onze zintuigen beroeren en zo onze ervaringen veroorzaken alléén gerechtvaardigd als uitspraak over de-wereld-voor-ons. Hiermee wil niet gezegd zijn dat deze uitspraak ongeldig zou zijn als uitspraak over de-wereld-in-zichzelf. Juist dit kunnen we immers nimmer vaststellen. Zelfs de uitspraak dat wij ons als mensen niet kunnen plaatsen buiten het standpunt van de-wereld-voor-ons is alléén gerechtvaardigd als uitspraak over de-wereld-voor-ons. Ja, zelfs de uitspraak dat wij een onderscheid moeten maken tussen de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf is uiteindelijk alléén gerechtvaardigd als uitspraak over de-wereld-voor-ons. Echt álles wat wij zeggen gaat onvermijdelijk over de-wereld-voor-ons. De-wereld-voor-ons vormt inderdaad het voor de mens maximaal hermetische waarbuiten zij nooit kan treden. De-wereld-voor-ons is dan ook in zekere zin voor de mens het absolute: een ultiem holisme waarbinnen wij als mensen analyseren en waarop alle menselijke analyses betrekking hebben.

III. Mystici die menen dat direct contact met de werkelijke werkelijkheid mogelijk is zullen het uiteraard oneens zijn met mijn allesomvattende hermetische wereld-voor-ons holisme. Maar ook bijvoorbeeld Jacques Lacan zal willen opmerken dat het reële ("the real") zo nu en dan in staat blijkt te zijn om door onze menselijke symbolische orde heen te breken en zich zo ineens aan ons als het werkelijke te melden. Is wellicht de ontegenzeggelijke verwerpelijkheid van de holocaust zo'n doorbreken van het reële, het werkelijke? Moeten we wellicht zeggen dat zich hier, in de afschuwelijkheid van de holocaust, iets aan ons meldt dat tot het reële behoort? Dienen we met andere woorden te erkennen dat de bewering dat de holocaust verwerpelijk is zich dermate aan ons als reëel, als werkelijk opdringt dat we niet anders kunnen dan concluderen dat deze bewering gerechtvaardigd is als bewering over hoe de-wereld-in-zichzelf is? Zo ja, dan zou dit natuurlijk een probleem voor mijn kennisleer opleveren.

IV. Een groot aantal van onze gerechtvaardigde beweringen over de-wereld-voor-ons (zoals de bewering dat 1+1=2, de bewering dat er tafels en stoelen zijn, of de bewering dat lustmoord verwerpelijk is) zijn wellicht ook geldig als beweringen over hoe de-wereld-in-zichzelf is. Het punt is echter dat we geen enkele bewering over de-wereld-in-zichzelf kunnen rechtvaardigen. Stel dat propositie P geldig is als uitspraak over de-wereld-voor-ons én als uitspraak over de-wereld-in-zichzelf. In dat geval zullen we nimmer kunnen vaststellen dat P geldig is als claim over de-wereld-in-zichzelf. De-wereld-in-zichzelf is voor ons immers ontoegankelijk. We kunnen in onze discussies met anderen dan ook uitsluitend wijzen op het gerechtvaardigd zijn van P als claim over de-wereld-voor-ons. Wij en alle andere mensen zijn daarom alléén gehouden aan P als claim over de-wereld-voor-ons, niet als claim over de-wereld-in-zichzelf. Dat P in feite geldig is als claim over de-wereld-in-zichzelf doet hier niets aan af.

V. Wellicht is de-wereld-voor-ons identiek aan de-wereld-in-zichzelf. Zelf hoop ik soms dat dit inderdaad het geval is. Het punt is echter dat wij dit als mensen zoals besproken nimmer kunnen vaststellen. Voor ons is het onderscheid tussen de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf dan ook maximaal dwingend (en ons volledig en restloos opgenomen zijn in de-wereld-voor-ons maximaal onvermijdelijk).

VI. Neem de bewering dat de-wereld-voor-ons 'iets' is dat op een gegeven moment helemaal is ingegroeid in de menselijke natuur. Uitgaande van mijn kennisleer is deze uitspraak niet te rechtvaardigen. We kunnen als mens immers niet buiten de-wereld-voor-ons treden en precies daarom kunnen we niets zeggen over hoe de-wereld-voor-ons op zichzelf is. We kunnen dus ook niet zeggen dat de-wereld-voor-ons 'iets' is dat op een gegeven moment in de menselijke natuur is ingegroeid.

VII. De ontologische status van de-wereld-voor-ons blijft voor de mens een absoluut mysterie. Is de-wereld-voor-ons een intra-mentale conceptuele constructie die al dan niet in een bepaalde mate correspondeert met de werkelijke werkelijkheid ofwel de-wereld-in-zichzelf? Ja, misschien wel, maar weten kunnen we dat niet. Is de wereld-voor-ons wellicht in ontologische zin hetzelfde als de werkelijke werkelijkheid en hebben we als mensen dus wel degelijk een onmiddellijk contact met de-wereld-in-zichzelf? Ja, misschien wel, maar vaststellen kunnen we dat niet. Het op zichzelf van de-wereld-voor-ons is voor de mens nimmer vaststelbaar.

VIII. De klassieke representatieidee, de idee dat onze innerlijke voorstellingen corresponderen met uitwendig gegeven objecten, is de vorige eeuw vaak genoeg bekritiseerd. Men stelde dat wij helemaal niet kunnen weten of onze innerlijke voorstellingen corresponderen met uitwendig gegeven objecten. Welnu, deze kritiek is volkomen terecht. Mijn alternatieve kennisleer is echter niet vatbaar van deze kritiek omdat de claim 'dat onze innerlijke voorstellingen corresponderen met uitwendig gegeven objecten' uitsluitend gerechtvaardigd is als claim over hoe de-wereld-voor-ons is! Het zijn dus de objecten in de-wereld-voor-ons die met onze innerlijke voorstellingen corresponderen. Het enige dat wij kunnen rechtvaardigen is de idee dat het de objecten van de-wereld-voor-ons zijn die met onze intramentale representaties overeenkomen. De representatieidee wordt dus gered door haar aanspraak te beperken tot de-wereld-voor-ons. Dit klassieke idee heeft in mijn kennisleer niet langer betrekking op de-wereld-in-zichzelf, maar uitsluitend op een relatie binnen de-wereld-voor-ons. De relatie van representatie is gesitueerd in de-wereld-voor-ons en daarmee afdoende veiliggesteld.

IX. In mijn thesis maak ik een onderscheid tussen het 'beslissend-gerechtvaardigd-zijn' en het 'niet-beslissend-gerechtvaardigd' zijn van claims over de-wereld-voor-ons. Een claim P over de-wereld-voor-ons kan als claim over de-wereld-voor-ons beslissend-gerechtvaardigd óf niet-beslissend-gerechtvaardigd zijn. In paragraaf X en XI van mijn thesis geef ik een bespreking van deze twee vormen van rechtvaardiging. Neem bijvoorbeeld de claim dat ik niet de enige mens ben (en dat er dus naast mijzelf ook nog andere mensen bestaan). Deze claim betreft een voorbeeld van een belissend-gerechtvaardigde claim over de-wereld-voor-ons. Op deze manier wordt solipsisme dus voorkomen: de wereld-voor-ons is blijkbaar zodanig dat ik niet de enige mens ben. En dat is voldoende. Over 'het hoe' van de-wereld-in-zichzelf kunnen we immers toch niets vaststellen.

26 opmerkingen:

MNb zei

Wellicht heb ik het gemist - het is nogal een lap tekst, maar ik heb een belangrijk punt niet kunnen vinden. Waarom zouden we eigenlijk onderscheid maken tussen de wereld-in-zichzelf en de wereld-voor-ons? Geen natuurwetenschapper die dat doet. Ontken het, zoals Russell doet en een hoop filosofische problemen vallen weg.
Dat is van belang. Sinds Kant hebben de natuurwetenschappen enorm succes gehad, dat zowel goed als slecht heeft uitgepakt. Geen theologie, geen metafysica kan daarbij in de schaduw staan. Een kennisleer die de natuurwetenschappelijke methode niet insluit lijkt mij daarom niet meer dan een interessante vingeroefening.
Uiteraard geldt zoiets ook voor het onderscheid tussen primaire en secundaire eigenschappen. Daarover hebben filosofen nogal wat beweerd dat vanuit natuurkundig zoniet onzinnig dan toch nuttteloos is. Het enige zinnige onderscheid is dat tussen materiaaleigenschappen als soortelijke massa, dichtheid aan de ene kant en grootheden als volume aan de andere kant. Ik kan mijn leerlingen perfect uitleggen wat de natuurkunde over kleur en vorm heeft te zeggen zonder al die filosofische ballast.
Het is leuk om Kant te bekritiseren. Dat hij invloed heeft uitgeoefend zal ik niet tegenspreken. De vraag waar iedereen echter altijd aan voorbij gaat is: op wie en wat? Dat zijn kennisleer van belang is voor de natuurwetenschappen spreek ik wel tegen. Daarvoor moet u bij Popper en Kuhn zijn. Laat ik alvast stellen dat die twee elkaar niet tegenspreken.
Ik poneer daarom dat de natuurwetenschapper in de 21e eeuw niets met uw kennisleer kan. Ockham, Popper en Kuhn ben ik alledrie tegengekomen tijdens mijn opleiding, Kant, Husserl en Heidegger niet. Ik vrees dat dat laatste lot uw kennisleer ook beschoren is.
Dat lijkt mij een fundamenteel probleem, aangezien, ik herhaal het, de natuurwetenschappen nogal wat kennis hebben opgeleverd sinds Kant overleed. Dat is alleen niet aan hem te danken, maar aan de synthese van empirie (Hume) en ratio (Descartes) die éérst in de wetenschappelijke praktijk is bereikt en pas veel later geformuleerd is in filosofische termen.
Kritiek op Kant is dan een volstrekt onvoldoende uitgangspunt voor een alternatieve kennisleer. De natuurwetenschapper merkt deze op, haalt zijn/haar schouders op en gaat door met zijn/haar werk.

Emanuel Rutten zei

Beste MNb,

In onder andere secties IX-XIII van http://bit.ly/ebYueY zet ik uiteen waarom we een onderscheid moeten maken tussen de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf.

Maar zie bijvoorbeeld ook http://bit.ly/lhpPh0 of de discussie onder http://bit.ly/m8llBi

Groet,
Emanuel

Jan Riemersma zei

Beste Emanuel,

Ik plaats deze reactie bij het meest actuele bericht op je website, maar feitelijk heeft deze betrekking op de twee bijdragen die je vorig jaar plaatste (Een reductie van de vraag of God bestaat & Is het mogelijk dat God niet bestaat?)

Je stelt dat de twee uitspraken:

(a) het is mogelijk dat God bestaat
(b) het is mogelijk dat God niet bestaat

equivalent zijn en dat de verdere logische uitwerking van het argument weinig toevoegt aan de eigenlijke vraag of God bestaat (waarmee je twee bijdragen impliciet te lezen zijn als een onmiddellijk pleidooi voor natuurlijke theologie in de zin die McGrath hier aan geeft). Ik vind de wijze waarop je het argument uitwerkt bijzonder interessant. Maar ik vraag me af of je analyse juist is.

De crux van het ontologisch godsbewijs is natuurlijk gelegen in de wijze waarop God wordt gedefinieerd. God is een wezen dat, om werkelijk God te zijn, *noodzakelijk * bestaat. Dit wil zeggen: God moet bestaan in alle werelden. Wie nu zegt dat God mogelijk niet bestaat, zegt eigenlijk dat hij over God niet spreekt. Kortom, de persoon die uitspraak (b) doet heeft het over een ander wezen dan bedoeld wordt door persoon (a). En hiermee vervalt de vermeende symmetrie tussen de beide argumenten. De idee is dat als men de definitie van God aanvaardt, dat het dan niet mogelijk is om uitspraak (b) te doen.

Na analyse heeft het schaduwargument, meen ik, grosso-modo de volgende vorm (ik heb de definitie sterk aangezet om de a-symmetrie beter te doen uitkomen) :

G: God is dan en slechts dan alleen God indien hij noodzakelijk bestaat (definitie)

(1.) Het is mogelijk dat God niet bestaat

(M1) God bestaat niet noodzakelijk
(M2) Contradictie: G & [God bestaat niet noodzakelijk] (zie: definitie, M1)
(N) Niet is het mogelijk dat God niet bestaat

Uiteraard valt er over de metafysica van het argument lang en breed te debateren. Het enige wat ik bestrijdt is dat uit het schaduw-argument perse zou blijken dat de argumenten symmetrisch zijn. De verschillende personen die de uitspraken (a) en (b) voor hun rekening nemen hebben, naar ik meen, een verschillende opvatting van God.

Emanuel Rutten zei

Beste Jan,

Ik ben het volledig met je eens dat er geen sprake is van een symmetische situatie! In http://bit.ly/p1zo4j schreef ik immers: "In mijn vorige bijdrage liet ik zien dat precies één van onderstaande twee proposities correct is. Zij kunnen immers niet allebei correct zijn. Evenmin kunnen zij beiden incorrect zijn. Ook liet ik zien hoe de bewering dat God bestaat volgt uit propositie (a) en hoe de bewering dat God niet bestaat volgt uit (b).

(a) Het is mogelijk dat God bestaat,
(b) Het is mogelijk dat God niet bestaat.

In deze bijdrage zal ik betogen dat (a) plausibeler is dan (b), zodat dus de claim dat God bestaat eveneens plausibeler is dan de claim dat God niet bestaat".

Je stelt verder dat het niet mogelijk is om uitspraak (b) te doen indien men de definitie van God aanvaardt. Dit lijkt mij niet het geval. Ik kan accepteren dat *noodzakelijk bestaan* tot de definitie van God behoort en toch menen dat God mogelijk niet bestaat. Vergelijk de definitie van 'eenhoorn'. Ik kan accepteren dat *het hebben van hoorns* tot de definitie van eenhoorn behoort en toch menen dat eenhoorns mogelijk niet bestaan. En deze analogie gaat niet mank omdat eenhoorns, als ze mogelijk bestaan, contingent bestaan. Het gaat erom dat God, als Hij bestaat, inderdaad niet anders dan noodzakelijk kan bestaan. Maar hieruit volgt nog niet dat er een mogelijke wereld is waarin God (noodzakelijk) bestaat.

Bovendien kan het argument tegen het bestaan van God door een atheïst eventueel op de volgende manier geherformuleerd worden:

1. Er is een mogelijke wereld waarin zich géén noodzakelijk bestaand object bevindt (premisse)
2. Als God bestaat, dan bestaat God als noodzakelijk object in alle mogelijke werelden (premisse)
3. God bestaat niet (uit 1,2)

Als ondersteuning van (1) zou hij of zij kunnen aanvoeren dat de lege wereld ('total nothingness') een mogelijke wereld is. Er is dus een mogelijke wereld, namelijk de lege wereld, zonder noodzakelijk bestaand object.

Als ondersteuning van (2) zou hij of zij kunnen aanvoeren dat God, wil Hij bestaan, toch in elk geval noodzakelijk moet bestaan. God bestaat, als Hij bestaat, niet contingent.

Zelf verdedig ik dit argument niet omdat ik zoals gezegd (1) implausibel acht. Zo meen ik bijvoorbeeld een argument gevonden te hebben voor de claim dat de lege wereld geen mogelijke wereld is.

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

Heer Rutten, Emanuel, waarom zouden de werkelijke werkelijkheid en de wereld-voor-ons niet in elkaar kunnen overvloeien, zoals bijvoorbeeld twee vloeistoffen zich vermengen. Waarom maak je ze hermetisch?

Emanuel Rutten zei

Beste Lucas,

Er is een fundamentele onoverbrugbare kloof tussen ons menselijk spreken en spreken simpliciter, tussen ons menselijke standpunt en het absolute standpunt. Het eerste heeft betrekking op de-wereld-voor-ons en het tweede op de-wereld-in-zichzelf.

Deze kloof is principieel en door ons op geen enkele manier te overbruggen. Nimmer kunnen wij immers buiten onze menselijke conditie treden. Alles wat wij denken, zeggen en ervaren, denken, zeggen en ervaren wij als mens en als mens alleen.

En natuurlijk, misschien loopt, de re, de-wereld-voor-ons wel over in de-wereld-in-zichzelf. Sterker nog, misschien vallen, de re, beiden wel samen! Maar weten zullen we dat nooit. Wij blijven als mensen gevangen in het de dicto onderscheid tussen de-wereld-voor-ons en de-wereld-in-zichzelf. Zie eventueel ook mijn andere bijdragen over mijn kennisleer op dit blog en op filosofieblog.nl

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

Emanuel, uiteraard is de kloof vooralsnog onoverbrugbaar, maar staande op de rand en met je handen om te turen boven je ogen, kun je door de mistflarden heen misschien iets van de overkant zien. In de mystiek -je zegt het eigenlijk zelf al- wordt het diffuus zichtbaar (de paradox) van overvloeiende werkelijkheid, een spectrum waarvan je niets leert over die andere wereld maar wel dat dit niet alles is.

Emanuel Rutten zei

Beste Lucas,

Inderdaad zal ik nooit beweren dat 'dit' alles is. Zo ontwikkel ik in het kader van het tweede deel van mijn project een vernieuwd kosmologisch argument voor het bestaan van een goddelijke zijnsgrond ofwel absolute oorsprong van al het bestaande. En in het derde deel van mijn project, waarin ik een esthetica van het sublieme ontwikkel, laat ik zien dat wij deze ultieme zijnsoorzaak door een nauwkeurige fenomenologie van de sublieme ervaring nader in het vizier kunnen krijgen.

Maar let wel, zelfs de claim dat God bestaat, en dat 'dit hier' dus niet alles is, zelfs deze claim, is tenslotte ook, net zoals al onze andere menselijke claims, een uitspraak over de-wereld-voor-ons. Mijn kennisleer bevindt zich dan ook op een metaniveau.

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

Akkoord, ik vind dan ook dat je God niet kunt claimen, nooit. Je kunt alleen tot God besluiten.

p.s. Het lukt je trouwens steeds beter om je in gewone mensentaal uit te drukken waardoor je blog een stuk toegankelijker wordt, in ieder geval voor mij.

nand braam zei

@ Emanuel Rutten
Ik begrijp dat de radicale boedelscheiding tussen religie en wetenschap onder invloed van Immanuel Kant zich snel heeft voltrokken (grappig Emanuel Rutten trekt ten strijde tegen Immanuel Kant). Ik meen begrepen te hebben dat je een tegenstander bent van de boedelscheiding religie/wetenschap. Als dat zo is ben ik benieuwd wat volgens jou het belang is van het opheffen van deze scheiding?

Emanuel Rutten zei

Beste Nand,

Een boedelscheiding tussen wetenschap en religie wekt ten onrechte de suggestie dat beiden elkaar niets te zeggen zouden hebben. Niets is echter minder waar. Bepaalde wetenschappelijke uitspraken kunnen uitstekend fungeren in metafysische argumenten die relevant zijn voor de vraag in hoeverre bepaalde religieuze posities rationeel verdedigbaar zijn.

Neem bijvoorbeeld het Kalam argument: Alles wat begint te bestaan heeft een oorzaak voor haar ontstaan (premisse 1). Het universum is begonnen te bestaan (premisse 2). Ergo, het universum heeft een oorzaak voor haar ontstaan.

De eerste premisse betreft een metafysische premisse, de tweede premisse daarentegen is strikt wetenschappelijk (namelijk ontleend aan de Big Bang theorie). En, inderdaad, de conclusie van dit argument is relevant voor de religie, omdat zij wijst op het bestaan van een buiten het universum gelegen oorzaak van het universum. Dit is maar een eenvoudig voorbeeld. Bovendien is het Kalam argument in bovenstaande vorm zeker vatbaar voor scherpe en goede kritiek. Daar gaat het hier echter niet om. Het punt is dat er sprake is van voortdurende en betekenisvolle interactie tussen wetenschap en religie.

Het gaat hier dan ook niet om twee strikt van elkaar gescheiden domeinen. Beiden komen voort uit dezelfde existentiële bron, namelijk de mens.

Groet,
Emanuel

nand braam zei

@ Emanuel
Bedankt voor het duidelijke voorbeeld in het antwoord. Nu kan ik me voorstellen dat in bepaalde religieuze stromingen (meestal de orthodoxie in religies) men toch liever een boedelscheiding heeft om bepaalde dogma’s te kunnen handhaven. Neem nu het recente voorbeeld van het dogma van het onverdoofd ritueel slachten. Het is een oude traditie die dateert uit een tijd dat verdoving nog niet bestond. Wetenschappelijk is bewezen (ik ga er nu even vanuit dat dit klopt) dat dieren minder lijden bij onverdoofd slachten dan bij verdoofd slachten. Dierenwelzijn is zo’n groot onderwerp tegenwoordig in de Nederlandse maatschappij dat democratisch besloten is in Nederland onverdoofd ritueel slachten weliswaar niet formeel maar dan toch wel feitelijk vrijwel onmogelijk te maken. Ik heb er geen moeite mee en denk bij mezelf: voor elke religie is het belangrijk de dogma’s in die religie af en toe tegen het licht te houden (wat was ook alweer de achtergrond van het dogma;wat is nog de zin van het dogma) om te vermijden dat het dogma ingehaald en voorbij gelopen wordt (bij het dogma de zon draait om de aarde heeft het wel heel lang geduurd voor het Vaticaan dit dogma herriep;geen reclame voor de katholieke kerk). Niet alle achterhaalde dogma’s hebben natuurlijk een even grote impact. Zo zal de niet-katholiek zich niet druk maken over het dogma van de onfeilbaarheid van de paus wanneer hij ex- kathedra spreekt. Hij/zij zal zijn schouders ophalen en zich afvragen waarom de gewone katholiek dit nog accepteert maar vervolgens overgaan tot de orde van de dag.
Ik ben benieuwd wat uw standpunt hierin is. Ziet u op dit punt wetenschap als een bedreiging voor religies of is deze “’druk”’ op religies juist goed, opdat de religie wakker en vitaal blijft?

Emanuel Rutten zei

Beste Nand,

Ik zie wetenschap niet als een bedreiging voor religie. Integendeel. De gedachte van een oppositie tussen religie en rede is een typische moderne mythe, opgekomen in de negentiende eeuw. Zelf meen ik juist dat rede en religie in elkaars verlengde liggen. En uiteraard heb ik het dan niet over ultra-orthodoxe vormen van religie. Om extreme verschijningsvormen van dogmatische pseudo-religie te ontmaskeren kan wetenschap een uitstekende rol spelen. Maar hierdoor ondersteunt de wetenschap juist de religie in plaats van dat ze met haar op gespannen voet zou staan.

Vergis je niet, het scheiden van rede en religie was een typische twintigste eeuwse aberratie, voortgekomen uit haar positivisme en postmodernisme. Beide zijn echter aan het einde van de vorige eeuw ingestort. In de hele traditie (en juist ook weer vandaag de dag) zien we vooral dat rede en religie op elkaar betrokken zijn en een samenhangend geheel vormen. Zie eventueel ook mijn bijdrage op filosofieblog: http://bit.ly/dIo9l2

Groet,
Emanuel

nand braam zei

@ Emanuel
Ik constateer dat we het in hoofdlijnen met elkaar eens zijn dat wetenschap goed is voor religie. Bedankt voor de verwijzing naar het filosofieblog.
Maar nu andersom. Hoe overtuig je wetenschappers ervan en dan met name materialistisch/reductionistische wetenschappers dat plat sciëntisme eigenlijk redelijk infantiel is en dat het ontkennen van de mogelijkheid dat er een bovennatuurlijke werkelijkheid kan bestaan een metafysische beslissing is die weinig wetenschappelijk is. Dat zal allemaal veel lastiger worden. Jij hebt er geloof ik wel vertrouwen in dat een zinvol gesprek hierover mogelijk is. Ik ben daar niet zo optimistisch over. Wat maakt dat je daar zo optimistisch over bent?

Emanuel Rutten zei

Beste Nand,

Ik heb het laatste beetje hoop dat redelijke wijsgerige argumenten verstokte dogmatische sciëntisten zouden kunnen overtuigen al lang opgegeven. De interactie waarover ik sprak is een interactie tussen theologen, filosofen en wetenschappers die een daadwerkelijk en diepgaand begrip hebben van zowel het religieuze als van de laatste stand van zaken in de moderne wetenschappen. Het zijn zij die naar mijn stellige overtuiging het discours van de 21e eeuw zullen gaan bepalen.

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

Emanuel, je redenering is geschraagd op de aanname van een reeële wereld-voor-ons. Naarmate ik er over nadenk, ga ik daar steeds meer aan twijfelen. Je kunt eigenlijk net zo min spreken over een wereld-voor-ons als over een werelijke werkelijkheid. De enige wereld waarover je echt iets kunt zeggen is de wereld-voor-jou.

Emanuel Rutten zei

Beste Lucas,

Ook jij kunt niet anders dan denken dat je niet de enige mens bent. Het zou eenvoudigweg zelfverloochening zijn om te beweren dat je oprecht zou kunnen geloven, in het kader van jouw alledaagse praktische leven, dat er geen andere mensen zijn, dat je de enige mens bent. De uitspraak 'Er zijn andere mensen' is daarom beslissend gerechtvaardigd, niet als uitspraak over de-wereld-in-zichzelf (waarover we immers niets kunnen weten), niet als uitspraak over de-wereld-voor-mij (welke als term reeds in tegenspraak is met genoemde uitspraak), maar als uitspraak over de-wereld-voor-ons.

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

Dat er ook andere mensen bestaan was mij niet ontgaan Emanuel, maar de vraag is of we wel een gezamenlijke wereld hebben. De Kalverstraat ligt in jouw wereld op dezelfde plek als in de mijne. Maar toch betekent die straat voor ons waarschijnlijk niet hetzelfde.

Emanuel Rutten zei

Beste Lucas,

De-wereld-voor-ons wordt geconstitueerd door die beweringen die ieder van ons niet anders kan dan geloven. Voorbeelden hiervan zijn de bewering dat er meerdere mensen zijn, de bewering dat iets niet tegelijkertijd kan bestaan en niet bestaan, en de bewering dat iets niet uit niets kan ontstaan. Al dit soort beweringen zijn gerecht-vaardigd als beweringen over de-wereld-voor-ons. Ja, ze zijn zelfs beslissend gerechtvaardigd. Geen mens kan dit soort beweringen, binnen de context van zijn of haar feitelijke leven, oprecht verwerpen. En uitspraken over de betekenis van de Kalverstraat dan? Welnu, de uitspraak dat mensen onderling verschillende betekenissen kunnen toekennen aan een straat als de Kalverstraat is eveneens gerechtvaardigd als uitspraak over de-wereld-voor-ons. De wereld zoals wij deze denken en ervaren is immers zodanig dat mensen verschillende betekenissen aan voorwerpen kunnen toekennen.

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

De gedachte laat me toch nog niet los. Mensen hebben verschillende wereldbeelden, zodanig dat je werkelijk kunt zeggen dat ze in verschillende werelden leven. Dat gaat verder dan het toekennen van betekenissen. Ik neig ernaar de wereld-voor-ons in te ruilen voor de wereld-voor-het-ik.

Emanuel Rutten zei

Beste Lucas,

Het probleem van een dergelijk radicaal subjectivisme is dat je het ontegenzeggelijk evidente feit verwerpt dat er bepaalde beweringen bestaan die ieder van ons, in zijn of haar praktische leven, niet anders kan dan geloven, zoals bijvoorbeeld de bewering dat de zintuiglijke ervaringen die wij hebben worden veroorzaakt door voorwerpen buiten ons, of de bewering dat iets niet zowel een bepaald kenmerk wel én niet kan hebben. Er is dus een collectie beweringen die wij allen, in de context van ons alledaagse leven, niet zonder zelfverloochening kunnen betwijfelen. Datgene dat door deze collectie geconstitueerd wordt is nu precies hetgeen ik de-wereld-voor-ons noem.

Zie ook mijn artikel http://bit.ly/cPFuOr op filosofieblog of mijn thesis http://bit.ly/ebYueY

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

Mooie verwijzing, dat is precies in de roos. Rorty sloeg misschien door, maar zo gek was het toch niet wat hij zei. Ik zie het als cirkels, sferen, die elkaar overlappen. Er zijn dus de Werkelijke Wereld, de wereld-voor-ons en de wereld-voor-het-ik, die elkaar raken en gedeeltelijk overlappen.

Emanuel Rutten zei

Beste Lucas,

Zoals gezegd meen ik dat wij niets, maar dan ook helemaal niets, kunnen zeggen over de relatie tussen de-wereld-voor-ons en de werkelijke werkelijkheid (de-wereld-in-zichzelf). Vallen beide samen? Overlappen ze elkaar gedeeltelijk? Zijn ze disjunct? We zullen het nooit weten, aldus mijn kennisleer.

Maar goed, uit bovenstaande maak ik op dat jij meent dat de-wereld-voor-ons en de werkelijke werkelijkheid elkaar gedeeltelijk overlappen. Zo ja, kun je dan een voorbeeld geven van een geldige wereld-voor-ons-uitspraak die ook geldig is als uitspraak over de werkelijke werkelijkheid?

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

Emanuel, ik denk dat in de mystiek, of misschien moet ik zeggen voor een enkele mysticus/ca, die twee werelden elkaar raken, misschien zelfs marginaal overbruggen. Maar jij hebt al aangegeven dat je dat niet accepteert, of eigenlijk andersom; dat de mysticus jou niet zal accepteren. Kortom, in de mystieke ervaring, de openbaring, de diep-religieuze gewaarwording, daarin liggen de cirkels even gedeeltelijk over elkaar. En je kunt dan natuurlijk niet zeggen dat het over de wereld-voor-ons-mystici gaat. Ik neem aan dat jij dit beoordeelt als niet-geldig. Ik wijs er dan op dat je je eigen geldigheid hebt geschapen.

Emanuel Rutten zei

Beste Lucas,

Die mystici zou ik eerlijk gezegd nu juist wel wereld-voor-ons-mystici willen noemen! Hun existentiële conditie verschilt namelijk slechts marginaal van filosofen die het bestaan van een goddelijke oorsprong afleiden vanuit de rede.

Immers, zowel gevoel als rede, gemoed en denken, zijn menselijke, al te menselijke vermogens. Mystici en rationalisten raken dus aan God als wereld-voor-ons-God. En Lucas, laat je niet uit het veld slaan. Is het voor de mens niet voldoende om God als wereld-voor-ons-God in het vizier te krijgen? Mag dat genoeg zijn? Wat willen en kunnen wij als mens immers nog meer dan het als mens gerechtvaardigd zijn? De-wereld-in-zichzelf blijft een nacht, een afgrond. Laten we daarom onze waarheden zoeken en rechtvaardigen binnen de-wereld-voor-ons. Ja, zelfs de waarheid van het bestaan van een goddelijke oorsprong van alles wat is.

Groet,
Emanuel

Lucas Blijdschap zei

De-wereld-in-zichzelf is een nacht, een afgrond.

Dat heb je mooi gezegd.

Misschien zijn er sommigen die over de rand kunnen zien, al is het maar even.

Ik blijf het moeilijk vinden om de wereld-voor-ons-mystici en de wereld-voor-ons-tabaksverkopers op één hoop te vegen tot de wereld-voor-ons. Al erken ik uiteraard dat we allemaal eenvoudige stervelingen zijn.

Enfin, je hebt me veel te denken gegeven. Bedankt.