donderdag 22 april 2010

Wat is de meest adequate vorm van dualisme?





















Twee veelbesproken reductionistische theorieën van het bewustzijn zijn het functionalisme en het materialisme. Het functionalisme identificeert mentale toestanden met functionele patronen. Een functionalist meent dat wat wij bewustzijn noemen restloos samenvalt met een collectie structuren. Volgens het materialisme zijn bewustzijnstoestanden identiek aan hersentoestanden. Bewustzijn is volgens een materialist slechts een constellatie van onderling interacterende materiedeeltjes.

Het reductionisme is voor wat betreft het bewustzijn echter een onhoudbare positie. Het probleem is namelijk dat subjectieve mentale inhouden ofwel innerlijke mentale ervaringen weliswaar functionele aspecten hebben, maar tegelijkertijd méér zijn dan alléén maar functionele structuren. Evenzo valt niet in te zien op welke wijze innerlijke subjectieve mentale bewustzijnsinhouden numeriek identiek zouden kunnen zijn met complexe constellaties van onderling interacterende materiedeeltjes.

Zo is bijvoorbeeld het zien van een heldere blauwe lucht, het zien van enkele overvliegende witte vogels, het voelen van het natte zand tussen je voeten, het horen van het ruisen van de zee, het zien en horen van het breken van de golven, en het voelen van de intense warmte van de zon op je gezicht niet restloos te reduceren tot functionele structuren of een constellatie van materiedeeltjes. Of neem bijvoorbeeld het nemen van een warm bad en de mentale ervaringen die we daarbij hebben. Ook deze mentale toestanden zijn niet restloos te herleiden tot louter functionele patronen of constellaties van interacterende materiedeeltjes.

De hedendaagse filosoof David Chalmers maakt in zijn werk een verhelderend onderscheid tussen ‘the easy problem of consciousness’ en ‘the hard problem of consciousness’. Het ‘easy problem’ gaat over de vraag of, en zo ja hoe, wij bepaalde functionele aspecten van het bewustzijn kunnen leren kennen. Een typische vraag in dit verband is bijvoorbeeld de vraag hoe ons bewustzijn functioneel gezien herinneringen opslaat en op bepaalde momenten weer terug weet te halen. Het gaat in deze verklaringscontext dus alleen maar over de functionele aspecten van mentale toestanden. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat het functionalisme een belangrijke rol kan spelen in de behandeling van ‘the easy problem’.

Over ‘the hard problem’ schrijft Chalmers onder andere het volgende: “the hard problem [is about explaining] how any physical system, no matter how complex and well-organized, [could] give rise to experience at all […] Why is it that all this processing does not go on ‘in the dark’, without any subjective quality? […] This is the phenomenon that makes consciousness a real mystery”. Noch het functionalisme, noch het materialisme, zijn in staat om oplossingen te geven voor ‘the hard problem’. Sterker nog, zowel het functionalisme als het materialisme negeren eenvoudigweg ‘the hard problem’.

Het lijkt erop dat de enige oplossing van ‘the hard problem’ een erkenning is van de dualistische positie. We dienen te erkennen dat mentale toestanden ontologisch irreducibel bestaan en dus niet reduceerbaar zijn tot materiële constellaties (zoals de materialist meent) of collecties van functionele patronen (zoals de functionalist aanneemt). Dualisme lijkt de enige uitweg. We kunnen niet anders dan accepteren dat bewustzijnstoestanden ontologisch beschouwd van een andere orde zijn dan zowel materiële hersentoestanden als functionele structuren.

Nu bestaan er globaal twee vormen van dualisme. De eerste vorm van dualisme is het zogenaamde eigenschapsdualisme. De tweede vorm betreft het klassieke (cartesiaanse) substantiedualisme.

Een eigenschapsdualist meent dat bewustzijn door emergentie tot stand komt. Bewustzijnstoestanden zijn anders gezegd de emergente eigenschappen van hersentoestanden. Het bewustzijn is dus een emergent fenomeen dat wordt veroorzaakt door neurale hersenactiviteit. Dat eigenschapsdualisme een vorm van dualisme is blijkt wanneer wij ons realiseren dat een emergente eigenschap niet (numeriek) identiek is aan datgene waarvan het een eigenschap is. De emergente eigenschap is anders gezegd niet hetzelfde token als het token dat optreedt als de drager van deze eigenschap. Bovendien is een emergente eigenschap niet van hetzelfde (ontologische) type als datgene waarvan het een eigenschap is. De emergente eigenschap en haar drager vallen anders gezegd niet onder dezelfde (ontologische) categorie. Uit deze twee observaties volgt inderdaad dat bewustzijnstoestanden ontologisch verschillend zijn van hersentoestanden.

Eigenschapsdualisme is echter een milde vorm van dualisme. Zij gaat niet zo ver als (het cartesiaanse) substantiedualisme. Het substantiedualisme stelt immers dat het bewustzijn een separate substantie is. Desalniettemin is ook eigenschapsdualisme onverenigbaar met de idee dat bewustzijn en hersentoestanden restloos samenvallen. Eigenschapsdualisme sluit dus de mogelijkheid uit dat bewustzijn, ontologisch gezien, niets meer zou zijn dan slechts neurale hersenactiviteit.

Nu meen ik dat er vrije wilsacten bestaan. Het belangrijkste argument voor het bestaan van vrije wil is enerzijds introspectie en anderzijds het besef dat wij in ons feitelijk geleefde leven niet anders kunnen dan geloven dat we een vrije wil hebben. Zonder de idee van een vrije wil zouden wij niet eens in staat zijn om een narratieve uiteenzetting van ons concreet geleefde leven te geven. Dit weegt zwaar omdat er vooralsnog geen overtuigend filosofisch of natuurwetenschappelijk argument bestaat voor de claim dat vrije wilsacten niet bestaan. Welnu, eigenschapsdualisme is onverenigbaar met het bestaan van vrije wil. Wij zijn immers niet tot vrije wilsacten in staat indien bewustzijn slechts een emergente eigenschap is van niet-intentionele neurale hersenactiviteit. Substantiedualisme is echter uitstekend verenigbaar met het bestaan van vrije wil. Het bewustzijn is als separate substantie immers de locus van de vrije wil.

Substantiedualisme is bovendien een idee dat zich in ieder geval door ons laat denken. Wij kunnen ons namelijk een voorstelling maken van de omstandigheden waaronder substantiedualisme correct zou zijn. Substantiedualisme is immers correct indien er in de wereld twee verschillende soorten ofwel typen objecten bestaan: 'mind-objects' en ‘matter’-objects. Dit is een gedachte die zich in elk geval denken laat.

In het geval van eigenschapsdualisme ligt de zaak echter anders. Wij kunnen ons geen enkele voorstelling maken van omstandigheden waaronder eigenschapsdualisme correct zou zijn. Hoe, ofwel op welke wijze, zou bewustzijn immers kunnen emergeren uit louter neurale hersenactiviteit? Deze emergentie laat zich door ons op geen enkele manier denken.

Wij kunnen ons dus geen voorstelling maken van de manier waarop eigenschapsdualisme correct kan zijn, terwijl we ons wel kunnen voorstellen op welke wijze substantiedualisme correct zou kunnen zijn. Eigenschapsdualisme laat zich dus in tegenstelling tot substantiedualisme niet denken. Dit verschil wijst tegen de achtergrond van de door mij uitgewerkte kennisleer ([1],[2]) eveneens in de richting van het substantiedualisme.

[1] Het kenbare noumenale: binnenwereldse transcendentie
[2] Het schijnbare dilemma tussen dogmatisme en scepticisme

1 opmerking:

Theo Smit zei

Beste Emanuel,

Tot hier gevorderd via de blogs vanaf het begin, en hier nu de eerste verwijzing naar je thesis: Het kenbare noumenale: transcendentie binnen de wereld voor ons. (Ik lees via de blogs naar je 'betreffende' stukken op je website).

Van thesis weer de eerste 19 pagina's herlezen. (Dus onderbreken van het verder lezen op blog bij verwijzingen naar je website, die dan eerst, is de 'werkwijze'. Ik beschouw de blog als een ultieme handreiking naar de gemiddelde VK-lezer, voor zover dat hoe dan ook kan.) De introductiefase is volledig begrijpelijk en helder voor de gemiddelde VK-lezer (Kant en de positivistische wetenschap onder meer daarna, als mogelijke historische relatie), maar de 'behandeling' van de antinomieën die resulteert in de conclusie : "Uit de bovenstaande observaties volgt dan ook dat de transcendentaal idealistische kennisleer van Kant niet alleen ongefundeerd, maar ook innerlijk incoherent ofwel volstrekt zelfcontradictoir is.", maakt eerlijk gezegd ook wel onrustig. Hier en daar 'begrijp' ik de 'technische' 'deconstructies', maar hier en daar ook niet. (Dus dat zal minstens nog een derde 'gang' vereisen voor deze niet-filosoof.)

Maar het geheel roept daar al wel het 'gevoel' of de 'intuïtie' op dat God dat allemaal niet zo bedoeld kan hebben, zeker waar je in een voetnoot ook opmerkt dat Kant 'in zijn geheel' ook ooit als 'godzoeker' werd bestempeld door Raymund Schmidt: "Kant was niet ‘alleen maar’ een kencriticus, maar ook wereldduider en, bovenal, godzoeker”.

Onrustig, dat wordt de agnost er vooral van, dat prima facie 'samenstellen' van een 'wereldbeeld' op de schouders van reuzen, van de kenners van de logica, met bij de een de nadruk op de ethiek als de subjectievere component op kennisleer en ontologie, en bij de ander weer de esthetiek (of het sublieme zo je wil).

Daar moeten toch heel 'persoonlijke' 'ervaringen' achter zitten die een 'trekkracht' hebben die zomaar even verklaart dat Maria al dan niet de moeder van Gods Zoon was (de reden van geloof van mijn moeder, zou Grunberg zeggen in een voetnoot)of hoeft te zijn waar Jezus wel 'feitelijk' zou zijn opgestegen? (Zag je 'mooie' interview, laatste column voor/met de Bezieling Wel 'mooi' in de zin dat Emanuel er in één keer kort wordt samengevat).

Ik hou het op het streven naar het ware en goede en schone van ongeveer 500 voor Christus, met ongetwijfeld nog diepe wortels in de bio-sfeer. Maar kom niet aan het geloof van mijn moeder via Kant, zou een gesjeesde wereldburger kunnen zeggen.