vrijdag 19 juni 2015
Tweede druk 'En dus bestaat God'
Inmiddels is de tweede druk verschenen van het boek En dus bestaat God. De beste argumenten dat ik samen met Jeroen de Ridder schreef. Mooi!
dinsdag 16 juni 2015
Omgaan met echt evident onzinnige reacties op sociale media en websites. Een kleine heuristiek
We maken het allemaal wel eens mee, een evident onzinnige reactie op onze bijdrage op een sociaal netwerk of website. Wat te doen? Als je reageert, dan doe je het in elk geval niet voor diegene die de desbetreffende evident onzinnige reactie geplaatst heeft. Hij of zij liet met zijn of haar onzin reactie immers al zien niet voor rede vatbaar te zijn. Reageren naar hem of haar is dan ook echt parels voor de zwijnen. Maar de meelezers dan? Zou je niet voor hen reageren? Welnu, bedenk dat er in het geval van een evidente onzin reactie twee soorten meelezers zijn. Zij die doorhebben dat het om een evidente onzin reactie gaat en zij voor wie dat niet zo is. Voor de eerste groep hoef je alvast niet te reageren. Ze weten immers dat de reactie echt onzinnig is. Voor de tweede groep hoef je evenmin te reageren. Wie namelijk niet doorheeft dat een daadwerkelijk evidente onzin reactie onzin is, zal door een aanvullende reactie van jou echt niet op een ander spoor gezet worden. Kortom, niet reageren dus. Dat is de enige juiste beslissing. Maar ja, het vlees is soms zwak. En dus reageren we alsnog. Onverstandig.
maandag 15 juni 2015
Bestaan zandhopen?
Afgelopen week hield Trenton Merricks aan de VU een interessante lezing over vaagheid, getiteld Vagueness is Not a Linguistic (or Mental) Phenomenon. Hij betoogde dat vaagheid geen linguïstisch of mentaal fenomeen kan zijn. Zijn argument komt er in het kort gezegd op neer dat een klassieke sorites reeks vaagheid impliceert en dat het bestaan van taal voor het bestaan van zulke reeksen niet nodig is. Een bekend voorbeeld van een sorites reeks is een reeks waarbij we een grote zandhoop nemen en achtereenvolgens steeds één zandkorrel wegnemen totdat we nog maar één zandkorrel overhouden. We beginnen hier overduidelijk met een zandhoop en we eindigen ontegenzeggelijk met iets dat geen zandhoop is. Dit impliceert dat er ergens midden in de reeks toestanden moeten zijn waarvan het vaag is of het een zandhoop is. Want als dat niet zo zou zijn, dan moet er een zandhoop in de reeks zijn die zodanig is dat de volgende toestand in de reeks geen zandhoop is. En dat lijkt volstrekt absurd omdat beide toestanden slechts één zandkorrel verschillen.
Een eerste interessante overweging die in mij opkwam was dat het introduceren van genoemde vaagheid niet voldoende is omdat het zo alsnog onduidelijk is wanneer een zandhoop overgaat in een toestand die vaag een zandhoop is. En is zo'n overgang niet eveneens absurd? Hoe kan het wegnemen van slechts één zandkorrel van een zandhoop iets maken dat slechts vaag een zandhoop is? Om dit probleem op te lossen zijn we gedwongen een hogere orde vaagheid in te voeren. Hiermee bedoel ik dat het in de reeks ook vaag moet zijn wanneer een zandhoop overgaat in een vage zandhoop. Maar vervallen we zo niet in een oneindige regressie van steeds hogere orde vaagheden? Sorites reeksen lijken dus hoe dan ook pijn te doen. Hoe kunnen we de sorites paradox waartoe deze reeksen aanleiding geven vermijden?
Een suggestie van De Cruz tijdens de Q&A van de lezing sprak mij aan. Waarom ontkennen we niet eenvoudigweg dat er zandhopen bestaan? Er bestaan weliswaar zandkorrels en allerlei configuraties van zandkorrels. Zandhopen bestaan echter niet. Dit lijkt een interessante optie. De sorites paradox treedt zo niet op omdat van geen enkele configuratie zandkorrels naar waarheid gezegd kan worden dat het een zandhoop is. Kortom, zandhopen bestaan niet omdat hun bestaan de sorites paradox impliceert. We verkrijgen zo een prima wijsgerig argument voor het niet bestaan van zandhopen.
Maar volgt hier niet uit dat we ook het bestaan van mensen, dieren, planten, elementaire deeltjes, God, etc. moeten gaan ontkennen? Nee, dat is niet het geval. Voor dergelijke entiteiten kunnen namelijk geen problematische sorites reeksen gedefinieerd worden. Ze geven dus in tegenstelling tot zandhopen geen aanleiding tot de sorites paradox. En daarom hoeven we hun bestaan niet te ontkennen. Maar zandhopen? Nee, die bestaan niet. Zo lijkt de sorites paradox vooralsnog inderdaad opgelost. Op deze manier krijgen we zelfs een aardige test in handen voor het bestaan van iets. Ga na of voor de entiteit in kwestie een paradoxale sorites reeks gedefinieerd kan worden. Zo ja, dan bestaat de desbetreffende entiteit niet.
Het was al met al een mooie middag.
Naschrift: Ontkennen van het bestaan van zandhopen is als oplossing voor de sorites paradox minder dramatisch dan wellicht gedacht. Onze omgeving verandert er niet door. Een dagje op het strand of in de duinen blijft precies hetzelfde zoals het altijd was. En we kunnen gewoon blijven praten over zandhopen. Op dat punt is er echt niets aan de hand. Het enige dat volgt is dat zandhopen geen onderdeel uitmaken van de ontologie van de wereld. Het predikaat 'is een zandhoop' kan ontologisch niet naar waarheid worden toegepast op een configuratie zandkorrels. Dat is alles.
Een eerste interessante overweging die in mij opkwam was dat het introduceren van genoemde vaagheid niet voldoende is omdat het zo alsnog onduidelijk is wanneer een zandhoop overgaat in een toestand die vaag een zandhoop is. En is zo'n overgang niet eveneens absurd? Hoe kan het wegnemen van slechts één zandkorrel van een zandhoop iets maken dat slechts vaag een zandhoop is? Om dit probleem op te lossen zijn we gedwongen een hogere orde vaagheid in te voeren. Hiermee bedoel ik dat het in de reeks ook vaag moet zijn wanneer een zandhoop overgaat in een vage zandhoop. Maar vervallen we zo niet in een oneindige regressie van steeds hogere orde vaagheden? Sorites reeksen lijken dus hoe dan ook pijn te doen. Hoe kunnen we de sorites paradox waartoe deze reeksen aanleiding geven vermijden?
Een suggestie van De Cruz tijdens de Q&A van de lezing sprak mij aan. Waarom ontkennen we niet eenvoudigweg dat er zandhopen bestaan? Er bestaan weliswaar zandkorrels en allerlei configuraties van zandkorrels. Zandhopen bestaan echter niet. Dit lijkt een interessante optie. De sorites paradox treedt zo niet op omdat van geen enkele configuratie zandkorrels naar waarheid gezegd kan worden dat het een zandhoop is. Kortom, zandhopen bestaan niet omdat hun bestaan de sorites paradox impliceert. We verkrijgen zo een prima wijsgerig argument voor het niet bestaan van zandhopen.
Maar volgt hier niet uit dat we ook het bestaan van mensen, dieren, planten, elementaire deeltjes, God, etc. moeten gaan ontkennen? Nee, dat is niet het geval. Voor dergelijke entiteiten kunnen namelijk geen problematische sorites reeksen gedefinieerd worden. Ze geven dus in tegenstelling tot zandhopen geen aanleiding tot de sorites paradox. En daarom hoeven we hun bestaan niet te ontkennen. Maar zandhopen? Nee, die bestaan niet. Zo lijkt de sorites paradox vooralsnog inderdaad opgelost. Op deze manier krijgen we zelfs een aardige test in handen voor het bestaan van iets. Ga na of voor de entiteit in kwestie een paradoxale sorites reeks gedefinieerd kan worden. Zo ja, dan bestaat de desbetreffende entiteit niet.
Het was al met al een mooie middag.
Naschrift: Ontkennen van het bestaan van zandhopen is als oplossing voor de sorites paradox minder dramatisch dan wellicht gedacht. Onze omgeving verandert er niet door. Een dagje op het strand of in de duinen blijft precies hetzelfde zoals het altijd was. En we kunnen gewoon blijven praten over zandhopen. Op dat punt is er echt niets aan de hand. Het enige dat volgt is dat zandhopen geen onderdeel uitmaken van de ontologie van de wereld. Het predikaat 'is een zandhoop' kan ontologisch niet naar waarheid worden toegepast op een configuratie zandkorrels. Dat is alles.
Labels:
sorites paradox,
Trenton Merricks,
zandhopen
zaterdag 13 juni 2015
Bijdrage RD zaterdag 13 juni: God, vliegende spaghetti monsters, kabouters en elfjes
Er is geen bezwaar dat zo vaak wordt ingebracht tegen geloof in God dan het bezwaar dat geloof in God net zo bizar of raar is als geloof in het bestaan van vliegende spaghetti monsters, kabouters of elfjes. Maar is dat terecht? Of gaat er hier iets helemaal fout?
“Geloof jij in God? Goh, ik wist niet dat je zo gevoelig was voor sprookjes. Waarom geloof je dan niet ook in het bestaan van, zeg, trollen en feeën?” Dit soort opmerkingen komen we nogal eens tegen in het dagelijks leven en in de media. Wie gelooft in God, een bewust wezen dat de oorsprong is van de werkelijkheid, krijgt regelmatig te horen dat een dergelijk geloof niet verschilt van geloof in vliegende spaghetti monsters, kabouters, feeën of andere rariteiten. En dat kan best intimiderend overkomen.
Genoemd bezwaar is echter totaal ongegrond. Het lijkt me goed dat hier eens op een rijtje te zetten. In de eerste plaats is de waarschijnlijkheid van het bestaan van God volstrekt onvergelijkbaar met die van het bestaan van kabouters of elfjes. Zo zijn er veel uitstekende argumenten voor de bewering dat kabouters en elfjes niet bestaan. We zouden er bijvoorbeeld allang een paar ontdekt moeten hebben als ze werkelijk zouden bestaan. De argumenten voor de uitspraak dat God niet bestaat zijn echter veel dunner gezaaid. Bovendien is de vraag of de argumenten die er zijn überhaupt overtuigend zijn.
Veel belangrijker is nog dat er geen enkel redelijk argument is vóór het bestaan van kabouters en elfjes. Vóór het bestaan van God zijn echter juist veel argumenten, zoals moderne kosmologische, teleologische en ontologische argumenten. In andere bijdragen heb ik vele daarvan besproken. De situatie is dus volledig asymmetrisch: Voor het bestaan van elfjes zijn géén argumenten terwijl er vele goede argumenten tegen het bestaan van elfjes zijn. Voor het bestaan van God is de situatie precies omgekeerd. Alleen daarom al is het onzinnig om beide beweringen gelijk te behandelen.
Daarnaast is geloof in God iets dat veelal op een natuurlijke wijze ontstaat. Niet voor niets gelooft het overgrote gedeelte van de mensheid al vele millennia lang in het bestaan van God. Vergelijk dit eens met het aantal mensen dat bijvoorbeeld in het bestaan van kabouters of vliegende spaghetti monsters gelooft. Ook dit is eigenlijk al genoeg om in te zien dat het vergelijken van geloof in God met geloof in feeën en elfjes absurd is. Toch gebeurt het zoals gezegd nog regelmatig.
Daar komt bij dat wie het bestaan van God ontkent daarmee niet slechts het bestaan van een bepaald object in de kosmos ontkent. Hij of zij ontkent het bestaan van een bewust wezen dat de oorsprong is van de wereld als zodanig. Maar dat roept dan onmiddellijk allerlei vragen op die het ontkennen van het bestaan van kabouters en feeën niet oproept. Denk hierbij aan vragen als: Waar komt de kosmos vandaan? Waarom is de kosmos zo geordend? Hoe kunnen we het bestaan van de moraal duiden? En dan vooral ons besef van het bestaan van objectief goed en kwaad. Hoe kan het verschijnsel van kosmische fine-tuning verklaard worden? Of het succes van ons redevermogen? Zo zijn er nog veel meer vragen die het ontkennen van het bestaan van God oproept. Er is dus werk aan de winkel voor iemand die het bestaan van God ontkent. Hij of zij zal met antwoorden op deze en vele andere vragen moeten komen. En deze antwoorden zullen voldoende redelijk moeten zijn.
Dit alles gaat echter nog voorbij aan het volgens mij belangrijkste punt waarom het onzinnig is om geloof in God op één lijn te plaatsen met geloof in het bestaan van elfjes. Er bestaat namelijk een redelijke ingang tot een debat over de vraag of God bestaat. Het is immers alleszins redelijk om te denken dat de wereld in laatste instantie teruggaat op een of andere ultieme grond. Sterker nog, het is voor ons zelfs erg lastig om ons een wereld voor te stellen zonder absolute oorsprong. Wij kunnen haast niet anders denken dan dat er iets moet zijn waaruit uiteindelijk alles is voortgekomen. Het is dus redelijk om te denken dat er een absolute oorsprong van de wereld moet zijn. Maar dan doet zich onvermijdelijk de vraag voor wat de aard daarvan is. Is de grond van de wereld van materiële aard zoals de materialisten denken? Of is de grond van de werkelijkheid van geestelijke aard zoals diegenen die in God geloven beweren? We zien zo dat het bestaan van God een kwestie is dat met sprookjes niets te maken heeft. Het gaat eenvoudigweg om een thematiek die als vanzelf opkomt bij mensen met een onderzoekende houding die zich verwonderen over de vraag naar de oorsprong van de wereld. Dit is volstrekt onvergelijkbaar met het vragen naar het bestaan van spaghetti monsters. Er is geen enkele redelijke ingang tot een debat daarover. Ze zijn slechts product van onze fantasie.
Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
De bijdrage is ook beschikbaar op de website van het RD.
“Geloof jij in God? Goh, ik wist niet dat je zo gevoelig was voor sprookjes. Waarom geloof je dan niet ook in het bestaan van, zeg, trollen en feeën?” Dit soort opmerkingen komen we nogal eens tegen in het dagelijks leven en in de media. Wie gelooft in God, een bewust wezen dat de oorsprong is van de werkelijkheid, krijgt regelmatig te horen dat een dergelijk geloof niet verschilt van geloof in vliegende spaghetti monsters, kabouters, feeën of andere rariteiten. En dat kan best intimiderend overkomen.
Genoemd bezwaar is echter totaal ongegrond. Het lijkt me goed dat hier eens op een rijtje te zetten. In de eerste plaats is de waarschijnlijkheid van het bestaan van God volstrekt onvergelijkbaar met die van het bestaan van kabouters of elfjes. Zo zijn er veel uitstekende argumenten voor de bewering dat kabouters en elfjes niet bestaan. We zouden er bijvoorbeeld allang een paar ontdekt moeten hebben als ze werkelijk zouden bestaan. De argumenten voor de uitspraak dat God niet bestaat zijn echter veel dunner gezaaid. Bovendien is de vraag of de argumenten die er zijn überhaupt overtuigend zijn.
Veel belangrijker is nog dat er geen enkel redelijk argument is vóór het bestaan van kabouters en elfjes. Vóór het bestaan van God zijn echter juist veel argumenten, zoals moderne kosmologische, teleologische en ontologische argumenten. In andere bijdragen heb ik vele daarvan besproken. De situatie is dus volledig asymmetrisch: Voor het bestaan van elfjes zijn géén argumenten terwijl er vele goede argumenten tegen het bestaan van elfjes zijn. Voor het bestaan van God is de situatie precies omgekeerd. Alleen daarom al is het onzinnig om beide beweringen gelijk te behandelen.
Daarnaast is geloof in God iets dat veelal op een natuurlijke wijze ontstaat. Niet voor niets gelooft het overgrote gedeelte van de mensheid al vele millennia lang in het bestaan van God. Vergelijk dit eens met het aantal mensen dat bijvoorbeeld in het bestaan van kabouters of vliegende spaghetti monsters gelooft. Ook dit is eigenlijk al genoeg om in te zien dat het vergelijken van geloof in God met geloof in feeën en elfjes absurd is. Toch gebeurt het zoals gezegd nog regelmatig.
Daar komt bij dat wie het bestaan van God ontkent daarmee niet slechts het bestaan van een bepaald object in de kosmos ontkent. Hij of zij ontkent het bestaan van een bewust wezen dat de oorsprong is van de wereld als zodanig. Maar dat roept dan onmiddellijk allerlei vragen op die het ontkennen van het bestaan van kabouters en feeën niet oproept. Denk hierbij aan vragen als: Waar komt de kosmos vandaan? Waarom is de kosmos zo geordend? Hoe kunnen we het bestaan van de moraal duiden? En dan vooral ons besef van het bestaan van objectief goed en kwaad. Hoe kan het verschijnsel van kosmische fine-tuning verklaard worden? Of het succes van ons redevermogen? Zo zijn er nog veel meer vragen die het ontkennen van het bestaan van God oproept. Er is dus werk aan de winkel voor iemand die het bestaan van God ontkent. Hij of zij zal met antwoorden op deze en vele andere vragen moeten komen. En deze antwoorden zullen voldoende redelijk moeten zijn.
Dit alles gaat echter nog voorbij aan het volgens mij belangrijkste punt waarom het onzinnig is om geloof in God op één lijn te plaatsen met geloof in het bestaan van elfjes. Er bestaat namelijk een redelijke ingang tot een debat over de vraag of God bestaat. Het is immers alleszins redelijk om te denken dat de wereld in laatste instantie teruggaat op een of andere ultieme grond. Sterker nog, het is voor ons zelfs erg lastig om ons een wereld voor te stellen zonder absolute oorsprong. Wij kunnen haast niet anders denken dan dat er iets moet zijn waaruit uiteindelijk alles is voortgekomen. Het is dus redelijk om te denken dat er een absolute oorsprong van de wereld moet zijn. Maar dan doet zich onvermijdelijk de vraag voor wat de aard daarvan is. Is de grond van de wereld van materiële aard zoals de materialisten denken? Of is de grond van de werkelijkheid van geestelijke aard zoals diegenen die in God geloven beweren? We zien zo dat het bestaan van God een kwestie is dat met sprookjes niets te maken heeft. Het gaat eenvoudigweg om een thematiek die als vanzelf opkomt bij mensen met een onderzoekende houding die zich verwonderen over de vraag naar de oorsprong van de wereld. Dit is volstrekt onvergelijkbaar met het vragen naar het bestaan van spaghetti monsters. Er is geen enkele redelijke ingang tot een debat daarover. Ze zijn slechts product van onze fantasie.
Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
De bijdrage is ook beschikbaar op de website van het RD.
dinsdag 9 juni 2015
Demonstratiecollege VU Matchingdagen
Vanmiddag heb ik tijdens de jaarlijkse VU Matchingdagen een demonstratiecollege gegeven met als titel Het schandaal van de propositielogica. De slides zijn inmiddels hier online beschikbaar.
zondag 7 juni 2015
Omni-connectedness
It seems to me that tradition may have overlooked an omni-attribute of God, namely God's omni-connectedness. If God connects to an entity, then God establishes a link or bridge between himself and the entity in question. That is to say, God relates to it or associates himself with it, which goes beyond God knowing it, sustaining it, or being closely present to it. God being omni-connected thus means that God binds himself to every other entity.
One may respond that omni-connectedness is already implied by God's other omni-attributes, such as omni-presence, omni-benevolence and omni-potence. Yet, it seems to me that these other omni-attributes are prerequisites for being omni-connected or qualifications of the way in which God is omni-connected. But then they are not sufficient for omni-connectedness to obtain. For that it is still required to posit omni-connectedness as an additional omni-attribute of God.
I would treat omni-connectedness similar to God's other omni-attributes. As part of God's essence omni-connectedness is a necessary property of God. One may worry that God being omni-connected entails God being connected to evil. But this would only follow if evil is itself an entity, which is implausible. Besides, even if evil would be an entity, to be connected to it does not entail to endorse it or to be responsible for it.
One may respond that omni-connectedness is already implied by God's other omni-attributes, such as omni-presence, omni-benevolence and omni-potence. Yet, it seems to me that these other omni-attributes are prerequisites for being omni-connected or qualifications of the way in which God is omni-connected. But then they are not sufficient for omni-connectedness to obtain. For that it is still required to posit omni-connectedness as an additional omni-attribute of God.
I would treat omni-connectedness similar to God's other omni-attributes. As part of God's essence omni-connectedness is a necessary property of God. One may worry that God being omni-connected entails God being connected to evil. But this would only follow if evil is itself an entity, which is implausible. Besides, even if evil would be an entity, to be connected to it does not entail to endorse it or to be responsible for it.
Labels:
essential properties,
god,
omni-attributes,
omni-connectedness
zaterdag 6 juni 2015
A boys' club
Recently Graham Harman responded to the criticism that speculative realism is largely, if not entirely, a boys' affair. Now, here is another suggestion to address this criticism. Invite Amie Thomasson to the party. She is a post-Kantian defender of ordinary objects against various attempts to ontologically deflate them. In addition to being an ontological realist, she is commited to a flat ontology. She maintains that objects of all sorts are on equal ontological footing, such as tables and chairs, numbers and fictions. This would make her a friend of object oriented ontology and thus a member of the club.
donderdag 4 juni 2015
C.S.F.R. Debat: Is God nodig voor de moraal?
Gisterenavond ben ik bij C.S.F.R. Groningen in debat gegaan met moraalfilosoof Patrick Loobuyck over de vraag of God noodzakelijk is voor de moraal. Het was een mooie avond waar ik met veel plezier op terugkijk. En het was al weer mijn derde optreden aldaar! Mijn openingsvoordracht van het debat is nu ook hier beschikbaar.
Labels:
atheïsme,
CSFR Groningen,
debat,
Ethiek,
moreel fictionalisme,
moreel realisme,
theïsme
dinsdag 2 juni 2015
Is God necessarily necessarily good?
On mainstream theism God has his properties necessarily. Take one of these properties, say, goodness. Theists normally hold that God is necessarily good. It is simply impossible for God not to be good. But is God also necessarily necessarily good? That is to say, although God is in fact necessarily good, could it have been otherwise? Could reality have been such that God is not necessarily good? And if not, is that necessarily so?
Abonneren op:
Posts (Atom)