maandag 28 december 2015

Dient retorica de waarheid?

In een nieuwe bijdrage getiteld Retorica en Waarheid ga ik in op de vraag of de retorica in dienst staat van het vinden van de waarheid.

dinsdag 22 december 2015

Mijn response op Valks repliek

Het duurde even, maar hier is dan eindelijk mijn langverwachte inhoudelijke response op Jeroen Valks interessante repliek op mijn eerdere lezing over het ‪‎schandaal‬ van de propositielogica.

donderdag 17 december 2015

Nieuwe bijdrage ForumC

Mijn nieuwe bijdrage voor de website geloof en wetenschap van ForumC is inmiddels hier beschikbaar.

dinsdag 15 december 2015

Fitch, Aristotle, Lovejoy and the semantic argument

The conclusion of my semantic argument has it that there are no contingent universally held positive properties. This comes close to the more general thesis that there are no contingent universally held properties whatsoever, either positive or negative. This thesis results in a collapse of the distinction between universality and necessity. For it entails that if a property is universally held it is necessary, while clearly all necessary properties are universally held. So the semantic argument has an effect that resembles the effect of Fitch’s famous proof that if all actual truths are knowable, then all actual truths are known, leading to a collapse of the difference between possible and actual knowledge. The effect of the semantic argument also resembles the effect of Aristotle’s dictum that each possibility is actualized at some point in time, leading to a collapse of the distinction between modality and time.

Aristotle’s dictum is a temporal version of the principle of plenitude, which holds that all possibilities are actualized. The actual world is so full and diverse that there are no unrealized possibilities. It was Arthur Lovejoy who formulated this principle explicitly for the first time. There is in fact a deep connection between the above mentioned thesis and the principle of plenitude. For each one implies the other. To see that the principle entails the thesis, assume for reductio ad absurdum that there is a contingent universally held property P. Since P is contingent there is a possible world in which there exists something that is not P. But then ‘being not P’ is a possibility. So the principle of plenitude entails that there is something that is not P, which contradicts the fact that P is universally held.

To see that the thesis also entails the principle, let X be some possibility. If ‘being X’ is a necessary property, then there exists something in the actual world that is X. So in that case X is actualized. On the other hand, if ‘being X’ is a contingent property, there exists something in some possible world that is not X. But then ‘not being X’ is a contingent property. Given that there are no contingent universally held properties, it follows that ‘not being X’ is not universally held. But then there is something that is X.

The general thesis that there are no contingent universally held properties is thus in fact nothing more than a different formulation of the principle of plenitude. It simply is the principle of plenitude. As said, this thesis is obtained from the semantic argument’s conclusion by removing the positivity restriction. In other words, the conclusion of the semantic argument is a restricted version of the thesis. But then the semantic argument is in fact an argument for a restricted version of the principle of plenitude. As such it alludes to the principle itself. It suggests its truth.

zondag 13 december 2015

Bijdrage RD zaterdag 12 december: Houdt God zich te goed voor ons verborgen?

“Als God bestaat, waarom houdt God zich dan zo goed voor ons verborgen?” Dit is een vraag die met enige regelmaat wordt gesteld, vooral door hen die menen dat God niet bestaat. Men denkt dan dat er blijkbaar voldoende reden is om te beweren dat we eenvoudigweg te weinig van God merken om te kunnen geloven in het bestaan van God. Levert dit een goed argument tegen het bestaan van God op?

JA
Men kan natuurlijk langs genoemde lijn argumenteren tegen het bestaan van God. Het argument heeft dan twee premissen. De eerste premisse luidt dat als God bestaat, God het redelijkerwijs niet zal nalaten zich in meer dan voldoende mate aan de mensheid bekend te maken. Volgens de tweede premisse houdt God zich echter juist heel goed voor de mensheid verborgen. We zien, horen of voelen nooit iets van God. God is de grote afwezige in ons leven hier op aarde, aldus de aanhangers van dit argument. Uit beide premissen volgt dan logisch de conclusie dat God niet bestaat. Is dit argument echter overtuigend? Dit lijkt niet het geval.

NEE
Allereerst is het niet onredelijk om te denken dat God, als God bestaat, tot een radicaal andere bestaanscategorie behoort dan de mens en zijn natuurlijke leefwereld. God is als de absolute grond en oorsprong van de werkelijkheid namelijk een oneindig en transcendent wezen, terwijl de mens een eindig en immanent wezen is. Het is dan ook niet vreemd dat juist God, in tegenstelling tot de ons omringende natuur, een zekere mate van verborgenheid voor ons heeft.

Stel bovendien dat God zich al te nadrukkelijk aan ons bekend zou maken. In dat geval zouden wij niet langer oprecht in volkomen vrijheid voor het goede kunnen kiezen. Wie zou immers nog naar het kwade neigen wanneer God alle mogelijke twijfel over zijn bestaan voorgoed zou wegnemen door de gehele mensheid een onfeilbare en onuitwisbare indruk van zijn aanwezigheid te geven? Het is echter redelijkerwijs een groot goed om als mens in totale vrijheid in deze wereld voor het goede te kunnen kiezen en zo in dit leven als mens werkelijk significante morele keuzes te kunnen maken en morele beslissingen te nemen. Dit behoort tot één van de belangrijkste existentiële waarden van het menszijn. Het lijkt dan ook redelijk dat God deze belangrijke existentiële waarde van de mens niet verloren wil laten gaan door zich al te nadrukkelijk aan ons bekend te maken en zo deze cruciale vrijheid van ons af te nemen. Maar dan moet God in een bepaalde mate voor ons verborgen blijven.

God kan zich dus niet al te veel aan ons opdringen. En dit sluit ook aan bij zijn wens om met elk van ons een liefdevolle relatie aan te gaan. Want ga maar na, zou jij van iemand kunnen houden die zich voortdurend overal aan je opdringt? De vraag stellen is haar beantwoorden.

Daarnaast is het nog maar de vraag of God zich zo goed verborgen houdt voor wie werkelijk naar God op zoek gaat. Er zijn immers voldoende fenomenen die een ieder van ons op z'n minst op de gedachte kunnen brengen dat het alles behalve irrationeel is om te denken dat God bestaat. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan (1) het feit dat er überhaupt iets is en niet veeleer niets, (2) het bestaan van contingente oftewel niet noodzakelijk bestaande objecten, (3) de persistentie van objecten in de tijd, (4) het feit dat de moderne wiskunde ons inmiddels leert dat waarheden over het oneindige nodig zijn om alle waarheden over het eindige te kunnen afleiden, (5) de objectiviteit van het verleden, (6) het bestaan van een groot aantal uniforme, universele en stabiele natuurwetten, (7) het feit dat het universum geen eindeloos verleden heeft maar in plaats daarvan een absoluut begin heeft gehad oftewel een eindige tijdsduur geleden is ontstaan, (8) de opmerkelijke elegantie en effectiviteit van de wiskunde als beschrijvingstaal van de natuur, (9) de saillante “fine tuning” van de kosmos, (10) het bestaan van bewustzijn dat niet tot materie ter herleiden is, (11) het bestaan van vrije wil dat niet tot natuuroorzaken te herleiden is, (12) het gerechtvaardigde vertrouwen in de betrouwbaarheid en het enorme wetenschappelijke verklaringssucces van ons redevermogen en onze zintuigen, (13) de ervaring van de objectiviteit van morele waarden en verplichtingen, (14) de vele ervaringen van schoonheid en het sublieme, (15) het gegeven dat theïsme de meest gewortelde, oude, brede en wereldwijd verspreide praktijk van consistente, coherente en inclusieve wereldduiding is, (16) het bestaan van vele vormen van mystieke en religieuze ervaring, en (17) de bijzondere existentiële contrastervaring van esthetische sublimiteit, ethische waarachtigheid, wijsgerige diepte en religieuze genialiteit die juist het lezen van Bijbelverhalen kan oproepen.

Wie zoals de Engelsen het zo mooi zeggen een “sincere seeker” is en werkelijk openstaat voor de mogelijkheid van Gods bestaan, zal op grond van alleen al deze uiteenlopende fenomenen het bestaan van God alleszins redelijk en waarschijnlijk achten. In verschillende bijdragen hier en elders heb ik dat voor elk van deze zeventien verschijnselen uitgebreid toegelicht.

DUS
Kortom, zo verborgen houdt God zich niet voor wie daadwerkelijk oog en gevoel heeft voor de ons omringende wereld. God is juist goed zichtbaar voor wie Hem werkelijk wil zien. "Wie Mij zoekt, zal Mij vinden" lezen we dan ook in de onder (17) genoemde Bijbelverhalen.

Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

woensdag 9 december 2015

An improved version of the semantic argument

The third premise of my semantic argument can be improved significantly. I realized this a few days ago while preparing my talk on the argument for the upcoming OZSW conference on 11 and 12 December at VU University in Amsterdam. Premise 3 of the argument can be stated as follows. If M1 and M2 are the meanings of two positive predicable generic expressions E1 and E2 such that RefSet(M1)=RefSet(M2), then M1=M2. In my paper I provide an elaborate defense of this premise. But in fact I do not need this premise. All I need for my argument to go through is the following weaker modified premise. If M1 and M2 are the meanings of two positive predicable generic expressions E1 and E2 such that RefSet(M1)=RefSet(M2), then 'x is E1 iff x is E2' is necessarily true. This modified premise is indeed weaker, since the original premise entails it but not vice versa. After all, E1 and E2 having the same meaning obviously entails that 'x is E1 iff x is E2' is necessarily true, while it is not the case that the necessary truth of 'x is E1 iff x is E2' suffices to conclude that E1 and E2 have the same meaning. Now, I suggest to replace the original premise 3 of my argument with the modified weaker premise. By doing so the conclusion of my argument, namely that there are no positive contingent universally held properties, still follows. Therefore, by doing so we have obtained a stronger version of the semantic argument, making its conclusion even more plausible.

zondag 6 december 2015

Propositionele Paradoxen

Computerwetenschapper Jeroen Valk plaatste op zijn blog Composix een buitengewoon interessante reactie op mijn Het schandaal van de propositielogica. Binnenkort zal ik hier op mijn blog op zijn grondige analyse van het schandaal reageren.