maandag 26 oktober 2015

Regendruppels

"De kunstenaar Jed Martin uit De kaart en het gebied is mijn lievelingspersonage bij Houellebecq, op de voet gevolgd door Michel Djerzinski uit Elementaire deeltjes. De twee hebben natuurlijk ook veel van elkaar weg, zoals Houellebecq zelf al zei: allebei staan ze in zekere zin buiten de wereld en berusten ze in dat isolement. De een, Michel wordt zich al op jonge leeftijd bewust van zijn situatie, wanneer hij alleen in zijn tent naar de tikkende regen ligt te luisteren nadat hij de kans heeft laten schieten om van zijn jeugdvriendinnetje Annabelle zijn grote liefde te maken: 'De druppels kwamen met een dof getik op het tentdoek neer, op enkele centimeters van zijn gezicht, maar hij bevond zich buiten hun bereik. Plotseling had hij het voorgevoel dat zijn hele leven zou lijken op dat moment. Hij zou door menselijke emoties gaan, soms zouden ze heel dichtbij zijn; anderen zouden geluk kennen, of wanhoop; niets van dat alles zou hem ooit werkelijk kunnen raken of kwetsen. [...] Hij voelde zich van de wereld gescheiden door een paar centimeter leegte, die als het ware een schild of een pantser om hem heen vormden.' [...] De ander, Jed, kent een vergelijkbare ervaring wanneer hij door zijn succes als kunstenaar financieel binnen is en in zijn gloednieuwe Audi Shooting Brake naar Parijs terugrijdt[.] [...] Waarom zijn deze twee personages zo hartverscheurend? Niet alleen omdat je voelt dat ze een bepaalde kant van Houellebecqs eigen persoonlijkheid vertegenwoordigen en daardoor doorleefd zijn, hoe weinig ze ook leven. Het komt denk ik vooral doordat je ondanks hun haast autistische isolement onderhuids toch van alles voelt bruisen. [...] [E]r zijn geregeld momenten waarop je beseft dat de afstand die beide personages van de wereld hebben genomen pure zelfbescherming is: ze zijn niet ongevoelig, maar juist te gevoelig om de wereld aan te kunnen en moeten zich dus beschermen door zich terug te trekken." (Martin de Haan, Aan de rand van de wereld: MICHEL HOUELLEBECQ, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, pp. 86-87)

Geen opmerkingen: